Coöperatief geld en renteloos krediet

Inrichting van een coöperatieve kredietinstelling die functioneert op basis van circulair geld. Samenvatting en conclusies.

Coöperatief geld en renteloos krediet

Ons Geld heeft onderzoek laten doen naar de inrichting van een coöperatieve kredietinstelling die functioneert op basis van circulair geld. Dit in het kader van de samenwerking met Stichting STRO. Hieronder de samenvatting en conclusies.  

Download het rapport: Coöperatief geld en renteloos krediet.

Achtergrond van de samenwerking met Stichting STRO.

Het onderzoek betreft een coöperatie (de Coöperatie) die aandelen uitgeeft (Eenheden) die als betaalmiddel kunnen worden gebruikt. Op basis van die aandelen kan de Coöperatie krediet verlenen. Kredietverlening en betaling vinden plaats binnen een netwerk van participanten dat door de Coöperatie wordt georganiseerd. De Coöperatie ontplooit deze activiteiten om de onderlinge handel tussen haar participanten te stimuleren.

Participanten

Wie wil participeren in dit coöperatieve verband moet een ledenovereenkomst aangaan. Dat kan met de Coöperatie, of met een coöperatie die lid is van de Coöperatie. Personen met wie een ledenovereenkomst van kracht is worden participanten genoemd.

Kredietverlening

De ledenovereenkomst regelt het gebruik van Eenheden als betaalmiddel en schept een kader voor kredietverlening door de Coöperatie. Deze kredietverlening heeft twee bijzondere kenmerken: 1) de kredietnemer wordt niet belast met rente of andere kosten; en 2) de participant die dankzij het krediet extra omzet heeft, beslist of het krediet daadwerkelijk wordt verleend, en draagt de eenmalige kosten ervan. Er wordt geen rente in rekening gebracht. Door deze wijze van kredietverlening lopen prijzen, kosten en risico's niet op. Perverse prikkels die optreden bij bancaire kredietverlening, blijven in dit coöperatieve stelsel achterwege. De kredietverlening door de Coöperatie wordt niet gestuurd door financiële winstmaximalisatie, maar door de beschikbaarheid van hulpbronnen en menselijke capaciteiten. De Coöperatie draagt eraan bij dat deze naar behoefte worden gebruikt.

Wettelijke eisen

Deze vorm van krediet kan de Coöperatie zonder vergunning verlenen, ook als het consumenten betreft. Dat komt doordat de Coöperatie in het kader van haar kredietverlening geen geldsom verstrekt. Deze vorm van krediet is bovendien niet gebonden aan de wettelijke bepalingen voor consumentenkredietovereenkomsten. Die bepalingen zijn namelijk niet van toepassing op kredietovereenkomsten zonder rente en andere kosten.

Hoewel de Coöperatie krediet verleent is ze geen kredietinstelling in de zin van de Wet op het financieel toezicht (Wft). Ook oefent ze niet het bedrijf uit van bank of kredietunie. Dat komt doordat de Coöperatie geen krediet verleent door verstrekking van nominaal opvorderbare gelden. Bovendien trekt ze geen opvorderbaar geld aan van het publiek. Zowel haar actief- als haar passief-bedrijf voldoen niet aan de definitie van kredietunie of bank.

Kringen

Participanten groeperen zich in kringen. Dit zijn zelfstandige rechtspersonen (coöperaties) die lid zijn van de Coöperatie, of afdelingen binnen de Coöperatie. Die afdelingen hebben ieder een eigen vergadering en worden vertegenwoordigd in de algemene vergadering van de Coöperatie.

De Coöperatie stelt bij haar aangesloten coöperaties in staat om een eigen Eenheid te voeren. Het gaat daarbij om Eenheden die door de Coöperatie worden aangeboden onder een specifieke naam, en die bij voorkeur circuleren tussen participanten die behoren tot de kring van die aangesloten coöperatie (Bijzondere Eenheden). Bijzondere Eenheden wijken alleen in naam af van de overige Eenheden. Ze geven gelijke rechten jegens de Coöperatie als alle andere Eenheden die door de Coöperatie worden uitgegeven. Wel kunnen er specifieke regels gelden voor Bijzondere Eenheden. Zo zullen ze doorgaans uitsluitend worden aangeboden aan participanten die met de aangesloten coöperatie een ledenovereenkomst zijn aangegaan.

Lidmaatschap

Participanten kunnen lid worden van de coöperatie waarmee ze een ledenovereenkomst aangegaan, en zodoende invloed uitoefenen op het beleid van die coöperatie. Deze invloed is niet afhankelijk van het aantal Eenheden dat een participant bezit.

Vanuit de Coöperatie gezien is sprake van direct en indirect lidmaatschap. Participanten die lid zijn van de Coöperatie kunnen direct als lid hun invloed uitoefenen. Participanten die lid zijn van een aangesloten coöperatie doen dat indirect, door beïnvloeding van hun eigen coöperatie, die zelf weer lid is van de Coöperatie.

Aanbieding van Eenheden

Eenheden zijn effecten zoals bedoeld in de prospectusverordening. Het aanbieden van Eenheden aan het publiek is zodoende onderworpen aan de prospectusplicht. Dat geldt echter niet zolang het aanbod op jaarbasis een tegenwaarde heeft van minder dan 1 miljoen euro. Ook is geen sprake van prospectusplicht als het aanbod aan minder dan 150 personen wordt gedaan.

De prospectusplicht houdt in dat de Coöperatie een door de Autoriteit Financiële Markten (AFM) goedgekeurd prospectus moet uitbrengen. Een prospectus is een document dat de informatie bevat dat belangstellenden in staat stelt een geïnformeerde beslissing te nemen over de aankoop van bepaalde effecten.

Ook wanneer de prospectusplicht niet geldt zal de Coöperatie bij aanbieding van Eenheden een dergelijk informatiedocument moeten uitbrengen. Als zij dat niet doet, is dat namelijk een oneerlijke handelspraktijk. Het informatiedocument moet in ieder geval de informatie bevatten bedoeld in artikel 6 van de prospectusverordening.

Het verschil tussen wel en geen prospectusplicht is dat zonder die plicht geen rekening hoeft te worden gehouden met de uitgebreide vormvoorschriften voor een prospectus, en dat het informatiedocument ook niet door de AFM behoeft te worden goedgekeurd.

Bij aanbiedingen tot 5 miljoen euro kan vrijstelling worden gekregen van de prospectusplicht. Daartoe moet het informatiedocument dan worden opgesteld volgens wettelijk voorgeschreven format, en moet de aanbieding worden gemeld bij de AFM.

Betalen met Eenheden

Participanten kunnen elkaar betalen met Eenheden. Dat doen ze door Eenheden aan elkaar over te dragen. Die overdracht wordt uitgevoerd op het online platform van de Coöperatie. Dat platform voorziet in de wettelijke vormeisen voor overdracht, waaronder opstelling en ondertekening van de leveringsakte, en mededeling aan de Coöperatie.

Geldmiddelen

Hoewel de Coöperatie betaaldiensten verleent aan haar participanten, oefent zij niet het bedrijf uit van betaaldienstverlener, in de zin van de Wft. Dat komt doordat betaaldiensten (in de zin van de Wft) betrekking hebben op geldmiddelen, te weten: chartaal, giraal en elektronisch geld. Eenheden zijn geen geldmiddelen en zodoende vallen de betaaldiensten van de Coöperatie niet onder de vergunningplicht voor betaaldienstverleners.

Geldmiddelen hebben als kenmerk dat ze de algemene waarde-eenheid belichamen (chartaal geld) of een geldswaarde representeren die bestaat uit een vordering op de instelling die ze heeft voortgebracht (giraal en elektronisch geld). Eenheden voldoen niet aan deze kenmerken.

Chartaal geld is gebaseerd op de wettelijke bevoegdheid om dat geldmiddel voort te brengen. Het bestaat uit relatief moeilijk te kopiëren objecten. Vooralsnog hebben die alleen een fysieke verschijning, in de vorm van munten en bankbiljetten. Een digitale vorm van chartaal geld is denkbaar, maar behoeft een wettelijke basis. Eenheden hebben geen fysieke verschijningsvorm en geen wettelijke geldsfunctie. Ze zijn dan ook niet te verwarren met chartaal geld.

Giraal en elektronisch geld zijn op schuld gebaseerde geldmiddelen. Bij schuld gaat het om vreemd vermogen, dat op enig moment moet worden terugbetaald. Eenheden, daarentegen, zijn aandelen en zodoende niet op schuld gebaseerd. Bij aandelen gaat het om eigen vermogen. Daarop rust geen terugbetaalplicht. Zo hoeft de Coöperatie de inleg die ze ontvangt door verkoop van Eenheden ook niet terug te betalen.

Elektronisch geld

Als Eenheden als elektronisch geld zouden kwalificeren, dan zouden ze niet kunnen functioneren zoals beoogd. Wettelijke bepalingen voor elektronisch geld staan daaraan in de weg. Zo kan elektronisch geld niet bij wijze van kredietverlening worden uitgegeven, en mag in ruil voor elektronisch geld ontvangen geld niet worden gebruikt om de eigen onderneming mee te financieren. Elektronischgeldinstellingen zijn verplicht de nominale waarde van elektronisch geld terug te betalen als de houder dat vraagt. Voorts mag het aanhouden van elektronisch geld niet worden bevoordeeld en mogen op betalingstransacties met elektronisch geld geen inhoudingen worden gedaan.

Pariteit

Geldmiddelen hebben een vaste één op één koersverhouding (pariteit) met de euro, en worden in het verkeer at face value aanvaard. Bij chartaal geld is dat vanzelfsprekend daar euromunten en -biljetten de euro belichamen (en geen metaalwaarde hebben die hoger is dan hun nominale bedrag). Bij de op schuld gebaseerde geldmiddelen ligt dat minder voor de hand. Deze belichamen immers niet de euro maar representeren een vordering in euro. Ze staan zodoende bloot aan het risico dat deze vordering niet (geheel) wordt voldaan. Of die vordering wordt voldaan hangt af van het vermogen van de instelling die het geldmiddel heeft voortgebracht. Het kan gebeuren dat die instelling op enig moment het vermogen niet heeft om deze vordering te voldoen. De circulatie van dat geldmiddel stagneert dan. De institutionele ordening van de op schuld gebaseerde geldmiddelen is erop gericht om dat te voorkomen. Daartoe wordt, door wetgeving en de centrale bank, pariteit gehandhaafd tussen deze geldmiddelen en de euro. Dat maakt het mogelijk dat deze geldvorderingen als geld kunnen circuleren. Dat sluit echter uit dat ze aan marktprocessen worden onderworpen voor bepaling, beprijzing en aanvaarding van risico. Tot geld gemaakte geldvorderingen kunnen geen risico absorberen, terwijl ze wel aan risico bloot staan. Risico's accumuleren dan totdat ze uiteindelijk op de samenleving worden afgewenteld.

Marktprocessen

Eenheden zijn onderworpen aan marktprocessen en hebben een vrije koers ten opzichte van de euro. Ze worden verhandeld op basis van hun variabele reële waarde. Dat onderscheidt ze van geldmiddelen die circuleren op basis van hun constante nominale waarde.

Marktprocessen disciplineren de Coöperatie, en nopen haar zich verantwoord te gedragen. Om dit disciplinerende proces te laten functioneren is het noodzakelijk dat de participanten goed geïnformeerd en vrij zijn. Dat rechtvaardigt dat de Coöperatie, wegens aanbieding van Eenheden, onder gedragstoezicht staat van de AFM. Gedragstoezicht is immers gericht op ordelijke en transparante marktprocessen, zuivere verhoudingen tussen marktpartijen en zorgvuldige behandeling van cliënten.

Prudentieel toezicht zou voor de Coöperatie ongepast zijn. Die vorm van toezicht is voor marktprocessen namelijk eerder ondermijnend dan versterkend. Prudentieel toezicht is geëigend voor geldmiddelen, die in vaste koersverhouding met de euro staan en algemeen worden aanvaard, zonder dat acht wordt geslagen op de intrinsieke waarde ervan.

Verkoop van Eenheden

Eenheden kunnen worden gekocht van de Coöperatie. Deze verkoopt ze tegen de nominale waarde, ongeacht de marktwaarde van de Eenheden. Ze kunnen echter ook, tegen marktwaarde, van andere participanten worden gekocht. Het ligt voor de hand dat de Coöperatie daartoe een handelsfaciliteit beschikbaar stelt. Hierin kunnen participanten dan in- en verkoopintenties met betrekking tot Eenheden bekend maken, en vervolgens met elkaar in contact treden. Hiervoor heeft de Coöperatie geen vergunning nodig. Dat wordt anders wanneer de in- en verkoopintenties in het systeem op elkaar kunnen inwerken en zodanig worden samengebracht dat er een overeenkomst uit voortvloeit. Door een handelsfaciliteit beschikbaar te stellen kan de Coöperatie zicht krijgen op de marktwaarde van Eenheden, en deze informatie met de participanten delen.

Bijzondere Eenheden kunnen door de Coöperatie met een korting worden verkocht. Dat is het geval als de participanten die deel uitmaken van de kring waarin deze Bijzondere Eenheden circuleren daarvoor kiezen. Als deze Eenheden de eigen kring verlaten wordt de toegepaste korting via een heffing gecompenseerd, zodat de andere participanten er geen nadeel van ondervinden

Omzetbelasting

Verkoop van Eenheden is vrijgesteld van omzetbelasting daar Eenheden effecten zijn. Zodoende kunnen Eenheden circuleren zonder dat over hun waarde BTW moet worden afgedragen.

Participanten moeten wel BTW in rekening brengen voor levering van hun producten en diensten. Daarbij zijn ze bevoegd om voor die BTW betaling in euro's te verlangen. Zijn kunnen immers zelf hun vennootschapsbelasting niet in Eenheden voldoen. Daar hebben ze euro's voor nodig.

Inkoop van Eenheden

De Coöperatie kan ook Eenheden inkopen. Dat doet ze tegen maximaal de nominale waarde. Als de Eenheden onvoldoende gedekt zijn, betaalt ze echter minder. Die dekking betreft het vermogen van de Coöperatie, dat in dit verband ook wel de onderliggende waarde wordt genoemd. Als de onderliggende waarde van de Eenheden onvoldoende is om hun nominale waarde te dekken, daalt de inkoopsprijs evenredig mee. Bij inkoop kan de Coöperatie bovendien een cash-out-feein rekening brengen, van maximaal 5%.

Winst op Eenheden

Eenheden hebben geen speculatieve functie. De uitgifte en circulatie ervan beogen de onderlinge handel tussen participanten te stimuleren. Er is in principe geen reden om Eenheden te houden in verwachting van dividend of koerswinst. De Coöperatie zal bij inkoop van Eenheden nooit meer dan het nominale bedrag ervan betalen. Haar winstbeleid is bovendien niet gericht op uitkering van dividend. Eventuele winst wordt gereserveerd voor groei en versteviging van de Coöperatie, en verlaging van tarieven.

De winst komt in principe niet terecht bij de houders van Eenheden, maar bij degenen die gebruik maken van de diensten van de Coöperatie. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen kunnen houders van Eenheden enige uitkering tegemoet zien. Dat is bijvoorbeeld het geval als de Coöperatie wordt opgeheven, en daarbij een batig saldo resulteert.

Het is niet waarschijnlijk dat opheffing zal geschieden louter omdat participanten die veel Eenheden wisten te vergaren, dat willen. Hun stemrecht groeit immers niet met hun Eenheden-bezit mee. De hoeveelheid Eenheden die een participant mag houden wordt bovendien (statutair) gemaximeerd. Wie er meer vergaart dient het meerdere te koop aan te bieden, aan de andere participanten en de Coöperatie. Zo blijft het Eenheden-bezit gespreid. Het is de bedoeling dat ze circuleren en de onderlinge handel bevorderen. Het is niet de bedoeling dat ze worden opgepot.

Ondernemers, geen beleggers

Houders van Eenheden zijn geen beleggers. Het zijn participanten in een netwerk waarbinnen ze extra omzet kunnen genereren en beroep kunnen doen op elkaar. Participanten nemen daar uit vrije wil aan deel, en committeren zich daarbij uit vrije wil aan acceptatie van Eenheden als betaalmiddel. Ze kunnen zich daar ook weer aan onttrekken, door zichzelf of hun aanbod uit het netwerk terug te trekken. Ook buiten het verband van de Coöperatie kunnen ze deelnemen aan het economisch verkeer. Het bestaansrecht van de Coöperatie is gelegen in de meerwaarde die ze de participanten door haar dienstverlening biedt.

Witwassen en terrorisme

Het zal niet mogelijk zijn om anoniem te participeren in het netwerk van de Coöperatie. Met elke participant wordt immers een ledenovereenkomst aangegaan. Anonimiteit verdraagt zich ook slecht met het karakter van een coöperatie, die een bijzondere vorm van vereniging is. Een vereniging veronderstelt een gerichtheid op duurzame relaties in plaats van anonieme transacties.

De vraag is echter of de Coöperatie wettelijk verplicht is om bepaalde maatregelen te nemen ter voorkoming of signalering van witwassen en terrorisme. Deze vraag is onbeantwoord gebleven, daar niet duidelijk is of Eenheden andere betaalmiddelen zijn in de zin van punt 5 van bijlage I CRD IV. Het is raadzaam om met DNB in overleg te treden over de vraag of de Coöperatie een WWFT-instelling is, en zo ja, welk WWFT-beleid in haar geval dan passend is.

Virtuele valuta

Eenheden zijn geen virtuele valuta. De reden is dat de waarde van Eenheden op geen enkele wijze, dus ook niet digitaal wordt gerepresenteerd, laat staan via die representatie kan worden overgedragen, opgeslagen en verhandeld.

De rechtsvorm 'coöperatie'

De rechtsvorm 'coöperatie' heeft eigenschappen die haar bijzonder geschikt maken voor de organisatie van circulair geld. Ze is democratisch en biedt de flexibiliteit die nodig is om op eenvoudige en transparante wijze vorm te geven aan het beoogde betaal- en kredietstelsel.

Toezicht en vergunningen

De Coöperatie behoeft geen Wft-vergunning om de beoogde activiteiten te ontplooien. Wel zal ze, indien de uitgifte van circulair geld op jaarbasis een omvang van 1 miljoen euro bereikt, melding moeten doen bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM), en vanaf een omvang van 5 miljoen euro een goedgekeurd prospectus moeten uitbrengen. Het is bovendien raadzaam om afstemming te zoeken met De Nederlandsche Bank (DNB) over de vraag of de Coöperatie WWFT-instelling is en onder WWFT-toezicht valt.

Download het rapport: Coöperatief geld en renteloos krediet.

Achtergrond samenwerking met Stichting STRO.