Een veilige rekening voor iedereen

De persoonlijke veilige rekening wordt aangehouden bij de overheid, maar ontsloten via een betaalomgeving naar keuze. De markt zorgt voor betaalgemak en de overheid voor stabiliteit. De veilige rekening baant de weg naar liberalisering van de kredietverlening en invoering van digitaal contant geld.

Een veilige rekening voor iedereen

Ons Geld pleit voor invoering van een persoonlijke veilige rekening. Deze wordt aangehouden bij de overheid, maar ontsloten via een betaalomgeving naar keuze. De markt zorgt voor betaalgemak en de overheid voor stabiliteit. De veilige rekening baant de weg naar liberalisering van de kredietverlening en invoering van digitaal contant geld.

In dit artikel wordt de veilige rekening toegelicht en in de context geplaatst van het huidige geldstelsel en van digitaal contant geld. Het bestaat uit drie hoofdstukken, een conclusie en een eindnoot. In hoofdstuk 1 wordt de achtergrond van de veilige rekening beschreven. In hoofdstuk 2 komt de veilige rekening zelf aan de orde, waarna in hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de veranderende ordening van ons geldstelsel. Afgesloten wordt met een conclusie. De eindnoot is gewijd aan het (digitaal) contante geldstelsel en de verhouding ervan met het huidige, op schuld gebaseerde geldstelsel. We ontvangen graag uw commentaar.

Hoofdstuk 1 - Achtergrond

Wij zijn allemaal financiers. Of we dat nu willen of niet. Met onze bankrekeningen financieren we bepaalde ondernemingen, banken, die risico nemen en ons geld kunnen verliezen. Ons spaargeld en het geld op onze betaalrekening staan continue op het spel.

Sommigen denken dat dit goed is. Alleen zo zouden banken over voldoende vermogen kunnen beschikken om krediet te kunnen verlenen. Maar is dat werkelijk zo? Zijn banken niet in staat om voldoende financiering aan te trekken van beleggers? En is dat een goede reden om spaarders te dwingen hun geld aan banken uit te lenen?

Keuzevrijheid

Wij vinden dat rekeninghouders meer keuze moeten krijgen. Daartoe moet er een veilige bewaarplaats komen voor giraal geld. Rekeninghouders kunnen dan bewust kiezen om hun spaargeld al dan niet uit te lenen aan een bank. Wie zijn spaargeld niet in een bank wil steken moet het nu contant opnemen. Dat is niet erg veilig en bovendien onhandig daar het betalingsverkeer grotendeels elektronisch plaatsvindt. Wie eraan wil deelnemen kan dat nu alleen door tussenkomst van een bank.

In enkele decennia hebben banken de geldomloop naar zich toegetrokken. Giraal geld is daarbij in hoog tempo gedigitaliseerd. Het contante geld is intussen hopeloos achteropgeraakt. Zozeer zelfs, dat het wettig betaalmiddel het onderspit lijkt te delven ten opzichte van private betaalmiddelen, zoals geldtegoeden en creditcards.

Digitaal contant geld

Om verdere verdrukking te voorkomen moet contant geld worden aangepast aan de digitale tijd. Daartoe bepleiten wij de invoering van digitaal contant geld; een digitale variant van de euromunt, die de zekerheid van contant geld combineert met het betaalgemak van giraal geld.

De ontwikkeling en inburgering van digitaal contant geld zal jaren in beslag nemen. Daarop hoeft echter niet te worden gewacht. Met de huidige technieken en binnen de bestaande kaders kan de overheid op korte termijn al zorgen voor een veilig alternatief voor de bankrekening, en zo de weg banen naar digitaal contant geld.

Burgerinitiatief “Ons Geld”

In 2015 hebben wij de modernisering van ons geldstelsel aan de orde gesteld. Wij deden dat via burgerinitiatief “Ons Geld” dat werd gesteund door meer dan 110.000 Nederlanders. Dat maakte veel los en leidde onder andere tot het initiatief voor een depositobank. De Tweede Kamer stemde (in 2016) vervolgens unaniem voor een veilige bewaarplaats voor giraal geld, zoals voorgesteld door depositobank. De realisatie van depositobank strandde echter in juridische belemmeringen.

Ook werd de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) in 2016 gevraagd het geldstelsel te onderzoeken. Begin dit jaar (2019) kwam de WRR met zijn rapport. Dat bevestigde wat de Tweede Kamer al had aangevoeld: Het is verstandig om een veilige bewaarplaats voor giraal geld te gaan creëren. Dat is goed voor de rekeninghouder, maar vooral ook voor de ordening van de financiële sector.

Financiering van banken

Het toezicht op de financiële sector heeft thans een duaal karakter. Voor een deel is het gericht op marktwerking op basis van transparantie en bewuste risico-aanvaarding door geïnformeerde marktpartijen. Dat is het gedragstoezicht van de AFM. Er is echter ook een deel waarbij marktwerking ontbreekt. Hier neemt de overheid het op zich om risico’s in te schatten zodat het publiek daar niet mee wordt belast. Dat is het bankentoezicht.

De aan dat toezicht onderworpen banken bevinden zich in een merkwaardige positie. Zij kunnen zich financieren met andermans geld, zonder dat te vragen en zonder aan te geven wat ze ermee gaan doen. Banken dicteren daarbij de voorwaarden waaronder ze spaargeld van het publiek als financiering tot zich nemen. Zo wordt bij financiering van banken de marktwerking buitenspel gezet. Rekeninghouders worden niet geacht zich af te vragen welk risico zij nemen als ze hun geld “op de bank” zetten.  Velen zijn zich er niet eens van bewust, dat ze met hun spaargeld een bank financieren. Wie geld op de bank zet meent dat geld te bezitten, en is er niet op bedacht eigenlijk te investeren in een bank.

De kredietverlening aan banken is dus niet onderworpen aan deugdelijke marktprocessen voor het beoordelen, inprijzen en aanvaarden van risico. Bij de financiering van banken heerst een soort communisme, waarbij kosten en risico’s worden gedragen door de samenleving als geheel. Die financiering is nagenoeg onbegrensd daar de banken zelf de tegoeden creëren waarmee ze zich financieren. Zo bepalen banken autonoom aan welke risico’s zij zichzelf, en daarmee de samenleving blootstellen. Vanuit hun bevoorrechte positie kunnen banken zich makkelijker en goedkoper financieren dan andere marktpartijen. Daardoor domineren ze de kredietverlening in de maatschappij. Kredietbeslissingen worden centraal, op concernniveau en vanuit het bankbelang gestuurd, ten koste van de diversiteit. De reële economie is hiervan de dupe, onder andere doordat het MKB door de dominante banksector onvoldoende wordt bediend. De dominantie van banken heeft bovendien een zelfversterkend effect, en leidt aanhoudend tot verdere concentratie in het bankwezen.

Historische verklaring

De uitschakeling van marktwerking rond kredietverlening aan banken is historisch te verklaren. In het verleden zijn banken gaan zorgen voor flexibiliteit van de geldhoeveelheid, die onder een metaalstandaard onvoldoende kon meebewegen met de economische ontwikkeling. Bovendien faciliteerden banken betaling over afstand. Zij deden dit door betaling te verzorgen op basis van onderlinge verrekening in plaats van overdracht van contant geld. Om één en ander te laten functioneren moest het vertrouwen in vorderingen op banken buiten twijfel staan. Dat vereiste dat het publiek geen acht zou slaan op het risico waaraan geld “op de bank” bloot stond. Dat is nog steeds het uitgangspunt van het monetaire stelsel. Zo moet de Europese bankenunie zorgen dat rekeninghouders in de eurozone geen onderscheid maken tussen de betrouwbaarheid van bijvoorbeeld een Italiaanse en een Nederlandse bank. Dat is echter oud denken, daar de noodzaak om de geldomloop over bankbalansen te laten lopen door het internet is achterhaald. Als Europa had ingezet op invoering van een digitale euro dan had ze zich de bankenunie kunnen besparen.

Flexibiliteit

Flexibiliteit van de geldhoeveelheid is belangrijk om economische ontwikkeling te steunen en prijsstabiliteit te handhaven. De bijzondere regels voor banken hebben in dit opzicht echter geen zin meer, en werken contraproductief. De metaalstandaard is verlaten. De geldhoeveelheid is een functie geworden van beschikbare financiële activa (“schuld”) met betrouwbaar geachte kasstroom. Geld is daarbij beschikbaar naarmate de samenleving schulden dragen en bedienen kan. Dit heeft aanvankelijk (in de periode na de tweede wereldoorlog) gezorgd voor economische groei. Inmiddels zijn in de ontwikkelde landen echter schuldniveau’s bereikt waardoor verdere geldschepping op basis van schuld de welvaartsontwikkeling niet steunt maar tegenwerkt. Het voorrecht dat banken ten aanzien van hun financiering genieten draagt dan ook niet bij aan de optimalisering van de geldhoeveelheid. Het hindert eerder de welvaartsontwikkeling en zorgt voor onnodige risico’s en volatiliteit.

Daarbij komt dat banken hun exclusiviteit ten aanzien van geldschepping aan het verliezen zijn. Ook niet-banken kunnen liquiditeiten (“geldmarktinstrumenten”) creëren op basis van financiële activa, en zo de geldhoeveelheid beïnvloeden. Door digitalisering neemt dat een vlucht, waarbij nieuwe via “distributed ledgers” geadministreerde liquiditeiten het levenslicht zullen zien.

Flexibiliteit van de geldhoeveelheid is dan ook geen reden meer om banken te bevoorrechten. Het is juist een reden om dat niet meer te doen. De maatschappij heeft baat bij onverstoorde marktprocessen voor financiering van banken en overheden, inprijzing van risico’s en de werking van effectenmarkten. Deze worden onder het huidige monetaire regime echter ernstig verstoord. Zozeer zelfs dat de bijwerkingen lijken te overheersen en de effectiviteit van monetair beleid twijfelachtig is.

Liberalisering van kredietverlening

De centrale bank zit echter vast in een keurslijf waar ze niet zo makkelijk uitkomt. Zolang de geldhoeveelheid over bankbalansen loopt kan ze die banken niet aan hun lot (lees: marktwerking) overlaten. Dat zou de geldomloop immers in gevaar brengen. Om dat te doorbreken moet er een alternatief komen. Daarin ligt de relevantie van digitaal contant geld.

Digitaal contant geld kan de overheid bevrijden van de noodzaak om zich te bemoeien met de liquiditeit en financiering van banken. Ook het stelsel voor interbancaire verrekening zou dan geen overheidsaangelegenheid meer hoeven te zijn. In een digitaal contant geldstelsel kan de overheid banken en niet-banken gelijk behandelen, en zich onthouden van marktverstoring. Dit vergt een ontwikkeling van jaren die geleidelijk vorm moet krijgen. Het doel van die ontwikkeling is de demonetarisering van schuld, liberalisering van de kredietverlening en de realisatie van stabiel en veilig geld.

Het door de WRR aanbevolen veilige alternatief voor de bankrekening is de eerste stap in die ontwikkeling. Deze kan allerlei vormen aannemen, waaronder de vorm van elektronisch geld, een full-reserve bank (al dan niet in handen van de overheid) of een rekening bij de centrale bank. Gemene deler is dat het publiek gelegenheid krijgt geld -direct of indirect- te stallen bij de centrale bank.

Hoofdstuk 2 – De veilige rekening

Onze voorkeur gaat uit naar invoering van een generieke veilige rekening, die door elke Nederlander kan worden geopend. Deze rekening wordt aangehouden bij een publieke bewaarinstelling. Dit is een zelfstandig onderdeel van het Ministerie van Financiën dat geld in bewaring neemt en ter beschikking houdt van de rekeninghouder. Deze instelling onderneemt niets met het haar toevertrouwde geld. Ze houdt het aan op haar rekening bij De Nederlandse Bank.

Uitgifte van de veilige rekening zou ook door De Nederlandse Bank zelf kunnen worden gedaan. Dat heeft echter niet onze voorkeur. Uitvoering en toezicht zouden dan in één hand komen te liggen, en worden onttrokken aan democratische controle. Invoering van de veilige rekening betreft de marktordening. Dat is een verantwoordelijkheid van de wetgever, niet van de centrale bank. Dat neemt overigens niet weg dat invoering en reglementering van de veilige rekening dient te geschieden in goede afstemming met en onder toezicht van de centrale bank (DNB en ECB).

De veilige rekening kan direct worden ingevoerd. Dat behoeft geen aanpassing van wettelijke kaders, noch ontwikkeling van nieuwe technieken. De veilige rekening past bovendien goed bij PSD2, de Europese regeling voor betaaldiensten. Deze voorziet in de mogelijkheid om betaaldiensten te leveren op basis van een rekening die elders wordt aangehouden. De veilige rekening wordt aangehouden bij de publieke bewaarinstelling. Naar gelang de wens van de rekeninghouder kan hij echter ook worden opgenomen in de betaalomgeving van een andere betaaldienstverlener. Grootbanken, kleine banken, internetreuzen en fintech startups kunnen dan alle dezelfde veilige rekening aanbieden. Een gelijk speelveld voor betaaldiensten wordt gerealiseerd terwijl de veiligheid van geld verbetert.

De veilige rekening is persoonlijk. De houder neemt hem mee naar de betaaldienstverlener van zijn keuze. Zo brengt een klant van ING zijn veilige rekening in zijn ING-betaalomgeving. Hij kan er echter ook voor kiezen diezelfde rekening over te brengen naar een andere bank of naar een ander soort betaaldienstverlener. Ook kan hij ervoor kiezen geen enkele commerciële betaaldienstverlener toegang tot zijn veilige rekening te geven. Hij bedient hem dan vanuit de omgeving die de publieke bewaarinstelling beschikbaar stelt. De houder van de veilige rekening bepaalt wie toegang heeft tot zijn betaalgegevens, en wat er met die gegevens mag gebeuren.

Marktwerking

De veilige rekening maakt het makkelijker om van bank te wisselen, wat concurrentie ten goede komt. Naarmate de veilige rekening ingeburgerd raakt wordt het bovendien mogelijk om kredietverlening te gaan liberaliseren. De veilige rekening biedt een alternatief voor depositogaranties, die dan geleidelijk kunnen worden afgeschaft. Zo wordt het banken moeilijker gemaakt zich te financieren met tegoeden, wat hen stimuleert zich te financieren zoals niet-banken dat doen. De WRR onderkent dat dit gewenst en verantwoord is. Gaandeweg wordt het risicobewustzijn van rekeninghouders dan verbeterd. Zij leren onderscheid te maken tussen geld veilig parkeren en geld aan een ander beschikbaar stellen. Op termijn zullen banken hun rekeninghouders moeten gaan wijzen op de risico’s verbonden aan beschikbaarstelling van hun geld aan de bank, net zoals ondernemingen dat doen als ze effecten uitgeven. Daarbij wordt het voor banken belangrijk zich nadrukkelijk te profileren, bijvoorbeeld ten aanzien van hun eigen vermogen en hun investeringsbeleid. Dit zal het bankenlandschap aanzienlijk verrijken.

Kosten en baten

Met invoering van een veilige rekening zijn substantiële kosten gemoeid. Zeker als alle Nederlanders voor zo’n rekening in aanmerking komen, moeten die kosten niet worden onderschat. Er staan echter ook maatschappelijke baten tegenover. Deze liggen in de geleidelijke afbouw van staatssteun aan banken, de liberalisering van de kredietverlening en de beheersbaarheid van het geldstelsel. Een deel van de baten hangt samen met het terugdringen van maatschappelijke kosten van het huidige geldstelsel. Die kosten zijn niet beperkt tot de kosten van bail-outs in crisissituaties. Ze strekken zich uit tot de verstoring van effectenmarkten door de centrale bank, verstoring van de woningmarkt, verstoring van de kredietverlening, overregulering, overmatige verschulding van de samenleving, belemmering van de welvaartsontwikkeling, instabiliteit, onbestuurbaarheid, inflatie en machtsconcentratie.

De veilige rekening opent de mogelijkheid om het geldstelsel beter beheersbaar te maken. Hij laat toe dat banken op termijn onverkort worden onderworpen aan marktprocessen, en dat alle bijzondere regels die hen een voorkeurspositie geven worden afgeschaft. De link tussen groei van de geldhoeveelheid en de groei van schulden kan dan worden doorbroken. Dat stelt de overheid in staat om geld stabiel en veilig te maken en de schuld-gerelateerde belemmering van de welvaartsontwikkeling weg te nemen. De maatschappelijke baten en kostenbesparingen die door de veilige rekening in beeld komen zijn legio. Indien deze in de afweging worden betrokken vallen de kosten van de veilige rekening in het niet.

Voordelen voor banken

Ook voor banken kan de veilige rekening een kostenbesparing zijn. Hij vermindert hun blootstelling aan negatieve rente en verlost hen van de kosten van depositogaranties. Invoering van de veilige rekening biedt bovendien gelegenheid om processen te moderniseren en te standaardiseren. Een deel van de “ken-uw-klant” processen zouden in samenhang met de veilige rekening centraal kunnen worden uitgevoerd, zodat niet elke bank deze afzonderlijk hoeft te doorlopen. Ook is te verwachten dat hij de banken op termijn ontlast van de zorg voor munten en biljetten. Als de veilige rekening de maatschappelijke standaard is geworden is het namelijk logisch dat de publieke instelling waar deze rekeningen worden aangehouden die taak en kosten op zich neemt.

Gecombineerd met toegankelijke en gestandaardiseerde ICT kan de veilige rekening bijdragen aan diversiteit in het bankenlandschap door sterke verlaging van de toetredingsdrempel. Dat geeft nieuwkomers de kans om een volledig pakket aan betaaldiensten te bieden, zonder afhankelijk te zijn van een bank of te moeten voldoen aan kapitaal- en “compliance”-eisen die gelden voor een bank. Ook lijkt het ons dat de ontwikkeling van gestandaardiseerde derdentoegang onder PSD2 goed met de veilige rekening kan worden gecombineerd.

Eurozone

De veilige rekening kan stabiliserend werken binnen de eurozone, en remedie zijn tegen kapitaalvlucht uit zwakkere lidstaten. Indien bijvoorbeeld Italianen hun geld in eigen land veilig kunnen bewaren hebben zij minder reden het naar Nederlandse of Duitse banken te verplaatsen. Dat voorkomt verdere vergroting van onbalans in de eurozone, en helpt wellicht om deze terug te dringen. Het ontneemt de ECB bovendien de reden om aan te sturen op consolidatie van banken. Haar beleid kan dan worden gericht op grotere verscheidenheid en concurrentie in de kredietverlening.

Met de veilige rekening komt risicodeling in de eurozone in een ander licht te staan. Hij vermindert de kans dat sterkere lidstaten risico’s uit zwakkere lidstaten moeten dragen.  Daartoe moet de veilige rekening wel per lidstaat worden opgezet en als alternatief voor depositogaranties worden gepositioneerd. Nederland kan een dergelijke ontwikkeling in Europa op gang brengen, door op eigen gelegenheid een veilige rekening in te voeren. Dit zal ongetwijfeld aandacht trekken uit Frankfurt en Brussel en de discussie over veilig geld en liberalisering van kredietverlening naar “Europa” brengen.

Internetreuzen

Ook ten opzichte van big-fintech biedt de veilige rekening soelaas. Hij stelt techreuzen maximaal bloot aan concurrentie doordat hij de netwerkvoordelen van de algemene betaalinfrastructuur voor alle marktpartijen toegankelijk maakt. Geen partij kan zich de concurrentie op dat vlak dan door marktdominantie van het lijf houden. De overheid bepaalt de voorwaarden waaronder de veilige rekening wordt gebruikt. Dat stelt haar in staat om systeemrisico te elimineren. De veiligheid en stabiliteit van het geld op de veilige rekening heeft de overheid in de hand, ongeacht de eventuele dominantie van partijen die betaaldiensten verlenen gebaseerd op dat geld.

Uiteraard blijft het mogelijk dat dominante marktpartijen eigen munten vestigen buiten het systeem van de veilige rekening om. De kans dat zij daarin succesvol zijn wordt echter kleiner naarmate de staatssteun aan banken wordt afgebouwd. Die afbouw maakt bij banken aangehouden tegoeden namelijk minder aantrekkelijk als onderliggende waarde voor een digitale munt. Eindiging van de staatssteun betekent bovendien dat tegoeden onbruikbaar worden om een koppeling tot stand te brengen tussen een digitale munt en de euro. De kans dat een digitale munt zoals Facebooks Libra de euro verdringt wordt dan heel klein. De Libra kan zich dan niet meer tegen de zin van de overheid aan de euro optrekken. Voor zover Facebook de Libra in een vaste koersverhouding met de euro zou willen brengen, zou Facebook dan zelf zijn aangewezen op gebruik van de veilige rekening, en zich daarbij moeten voegen naar de regels die de overheid daaraan verbindt. Systeemrisico en misbruik van marktmacht kunnen dan worden uitgesloten.

Geleidelijke overgang

De veilige rekening biedt uitkomst voor de grote uitdagingen waarmee het geldstelsel te kampen heeft. Met de invoering ervan moet dan ook niet langer worden gedraald. Wel moet die invoering geleidelijk gebeuren. Vooral banken hebben tijd nodig om zich erop in te stellen. Zij zijn nu immers voor een groot deel gefinancierd met het spaargeld van hun rekeninghouders. Als dat plotseling naar een veilige rekening wordt overgemaakt, dan komen banken in de problemen. Banken moeten tijd krijgen om de samenstelling van hun financiering geleidelijk aan te passen. Dat kan, door de hoeveelheid geld die vrijelijk op de veilige rekening kan worden aangehouden te limiteren. Een harde bovengrens stellen aan het tegoed op de veilige rekening is echter onpraktisch. De rekeninghouder heeft immers niet in de hand welke bedragen er naar hem worden overgemaakt. Hij moet bijvoorbeeld ook de hoofdprijs uit de loterij op zijn veilige rekening kunnen ontvangen.

Toch kan het gebruik van de veilige rekening vanaf een zekere bovengrens worden ontmoedigd. Met heffing van een (progressieve) belasting over het bedrag boven die grens kan worden gezorgd dat de uitstroom van tegoeden uit de banken geleidelijk plaatsvindt. De bovengrens kan daarbij jaarlijks worden verhoogd, zodat huishoudens en bedrijven een steeds groter deel van hun geld kosteloos veilig kunnen stellen, en banken aan de nieuwe situatie kunnen wennen. Uiteindelijk zullen banken zich dan geheel gaan financieren zoals niet-banken dat doen. Van het publiek trekken ze dan alleen nog financiering aan door uitgifte van effecten, zoals aandelen en obligaties.

Bovengrens

Het is van maatschappelijk belang dat er voldoende veilig spaar- en betaalgeld beschikbaar is. Het is echter ook van belang dat er voldoende financiering wordt geboden in de economie. Daarom zal de bovengrens op de veilige rekening ook nodig blijven wanneer banken zich niet meer met tegoeden financieren. Deze bovengrens wordt dan bepaald op basis van de liquiditeitsbuffers, waarvan het wenselijk is dat huishoudens en bedrijven die aanhouden. Vanaf die bovengrens kan een (progressieve) belasting zorgen dat huishoudens en bedrijven het meerdere besteden of beleggen. Zij kiezen dan bewust hoe ze hun vermogen laten bijdragen aan de economie, en welk risico ze daarbij wensen te nemen. Dat sluit aan bij de huidige praktijk, waarin huishoudens een basis-vermogen in geld aanhouden, en voor het meerdere rendement zoeken door het te beleggen.

De bovengrens en belastingheffing over het meerdere zijn overigens niet alleen nodig als incentive voor belegging en besteding. Ze hebben ook een functie in de beheersing van de geldomloop en de bestrijding van inflatie.

Inflatie

Idealiter is de veilige rekening renteloos. Het geld op deze rekening is immers niet geïnvesteerd. Het is niet uitgeleend aan een bank die er haar onderneming mee financiert. Het is in bewaring gegeven. Tegenover renteloos geld dient echter ook een inflatieloos geldstelsel te staan. Anders zou het renteloze geld zijn waarde verliezen.

De huidige ordening is echter gericht op inflatie. De centrale bank ziet het zelfs als haar taak om voor matige inflatie te zorgen. Veelal wordt dat gerechtvaardigd met het argument dat deflatie moeilijker te bestrijden is dan inflatie. Dat klopt wellicht binnen een geldstelsel waarin geld moet renderen en door de geldschepper dus niet “om niet” kan worden weggegeven. In een contant geldstelsel zal dat echter anders zijn. Met contant geld is deflatie juist makkelijk te bestrijden, eenvoudigweg door digitaal contant geld “bij te drukken” en in omloop te brengen.* De inflatiedoelstelling van de centrale bank is dan ook geen monetaire noodzaak. Het is meer een keuze, die samenhangt met de wijze waarop het geldstelsel is georganiseerd.

Hoofdstuk 3 – Ordening van het geldstelsel

In de huidige ordening scheppen banken geld door krediet te verlenen, en bewerkstelligt de centrale bank pariteit tussen de aldus gecreëerde tegoeden en de euro. Pariteit wil zeggen dat die tegoeden en de euro altijd 1 op 1 uitwisselen, zonder inprijzing van de risico’s waaraan die tegoeden blootstaan. Doordat de centrale bank voor pariteit zorgt, kunnen banktegoeden in de samenleving functioneren als geld.

Liberalisering van de kredietverlening vereist echter dat tegoeden uiteindelijk worden gedemonetariseerd. Dat houdt in dat ze een vrije wisselkoers krijgen ten opzichte van de euro. Een tegoed van 100 euro bij ABN AMRO heeft dan geen vaste koers van 100 euro, en ook niet dezelfde koers als een even groot geldtegoed bij ING. Tegoeden krijgen dan het karakter van een belegging in plaats van geld, en worden onderworpen aan onverstoorde marktprocessen voor beoordeling, inprijzing en aanvaarding van risico.

Naast tegoeden zullen ook andere schuldinstrumenten die als geld worden gebruikt moeten worden gedemonetariseerd. Zo zullen ook geldmarktinstrumenten en op blockchain gebaseerde liquiditeiten een vrije en onvervalste wisselkoers moeten hebben met de euro. Dat vereist dat de overheid zich geheel gaat onthouden van ondersteuning van private liquiditeitsvormen. Daartoe zal het de overheid verboden zijn om private liquiditeiten te aanvaarden voor belastingbetaling. Evenmin zal zij zich middels dergelijke liquiditeiten mogen financieren. De overheid zal geen enkele vraag mogen uitoefenen naar liquiditeiten die zij niet zelf heeft uitgegeven, om bevoordeling van uitgevers van liquiditeiten uit te bannen.

Monetair beleid

Na demonetarisering van tegoeden en andere schuldinstrumenten zal de geldhoeveelheid geheel bestaan uit contant geld, in fysieke en digitale vorm. Monetair beleid kan dan efficiënt en zonder marktverstoring worden gevoerd. De geldomloop is dan te sturen op basis van “real-time” informatie over de digitaal contante geldomloop. Die sturing grijpt direct en frictieloos in op de digitale geldomloop, via belastingheffing of bijvoorbeeld door alle burgers extra geld te verschaffen. Van complexe transmissie-mechanismen via financiële instellingen en -markten zal geen sprake meer zijn. De huidige instrumenten van monetair beleid: centrale rentesturing en koop, verkoop en belening van effecten raken dan in ongebruik.

In een digitaal contant geldstelsel zijn inflatie en deflatie beide effectief te bestrijden, door directe beheersing van een transparante geldomloop. Het monetaire beleid kan dan worden gericht op volkomen prijsstabiliteit. Dat is niet alleen een mogelijkheid, maar ook een vereiste voor het digitale geld van de toekomst.

Digitalisering doet tal van andere makkelijk overdraagbare vormen van liquiditeit ontstaan, die met digitaal contant geld zullen concurreren. Een aan inflatie onderhevig contant geldstelsel legt het af tegen de vele private alternatieven die beschikbaar komen. Wij denken dan ook dat er in een digitaal contant geldstelsel geen plaats meer is voor inflatie, laat staan voor een inflatiedoelstelling. De zorg voor de maatschappelijke liquiditeitsbuffers zal moeten geschieden onder strikte handhaving van prijsstabiliteit.

Inflatiecompensatie

Zolang het monetair bestel echter is ingericht op inflatie, is het gerechtvaardigd om tegoeden op de veilige rekening daarvoor te compenseren. Een bron voor deze compensatie kan worden gecreëerd door banken toenemend te belasten voor gebruik van tegoeden als financiering. Aldus wordt hun concurrentievoordeel ten opzichte van niet-banken versneld weggenomen. Ook zou gebruik kunnen worden gemaakt van de opbrengst uit belasting die wordt geheven over het surplus aan veilig tegoed dat uitgaat boven de bovengrens.

In het algemeen is de bron voor inflatiecompensatie te vinden in afroming van de winst die binnen het bankwezen met geldschepping wordt gemaakt. Dat remt die geldschepping en neemt allengs de noodzaak weg om inflatiecompensatie te bieden.

Krediet-krimp

Lopen we met liberalisering van de kredietverlening niet het gevaar dat de kredietverlening stokt? Het spaargeld dat nu in de economie is geïnvesteerd wordt immers inactief gemaakt. Het is dan niet meer uitgezet in de economie, maar staat niets te doen op de veilige rekening.

Bij beheerste invoering van de veilige rekening zal de kredietvoorziening niet haperen. Die invoering helpt om het bestaande stelsel in balans en onder controle te brengen. Door kwantitatieve verruiming is er een overschot aan liquiditeit in het financiële stelsel gekomen. De veilige rekening helpt dat overschot op te ruimen, en negatieve rentes overbodig te maken. De eerste jaren achten wij vrees voor een krediet-krimp dan ook niet reëel. In volgende jaren waarin eenieder een steeds groter deel van zijn spaargeld kosteloos veilig kan stellen, zal een krediet-krimp evenmin aan de orde zijn, mits de liberalisering consequent wordt uitgevoerd. Dat vergt modernisering van monetair beleid.

Modernisering van monetair beleid

Het huidige monetaire stelsel is gericht op de financiering van banken, wat die banken hun dominante positie geeft. De publieke “geldpers” staat daarbij ten dienste van de banken. Deze wordt gebruikt om banken van voldoende liquiditeit te voorzien, en toenemend ook om de waarde van hun bezittingen overeind te houden. Daarbij worden huizenprijzen en effectenkoersen met “ruim monetair beleid” kunstmatig opgedreven.

Liberalisering van de kredietverlening vergt echter dat de centrale bank zich gaat onthouden van stelselmatige kredietverlening aan banken, en verstoring van financiële en andere markten. Dat impliceert dat de maatschappelijke liquiditeitsvoorziening wordt gericht op de samenleving als geheel. Deze wordt dan niet meer gebaseerd op kredietverlening, maar op contant geld, in fysieke en digitale vorm. De centrale bank zal derhalve geleidelijk moeten transformeren van een kredietinstelling voor banken, in een instituut dat de maatschappelijke liquiditeitsbuffers bewaakt. Zij moet zorgen dat deze altijd voldoende zijn om schokken op te kunnen vangen en de economie draaiend te houden én van financiering te voorzien. Eén en ander onder de restrictie van absolute prijsstabiliteit. Deze hervormde monetaire autoriteit voorziet de samenleving dan - via de overheidsbegroting - van (digitaal) contant geld, opdat de samenleving de economie financieren kan. Omdat hij geen kredieten meer verstrekt, en er ook geen tegoeden meer kunnen worden aangehouden, wordt deze hervormde monetaire autoriteit niet meer aangeduid als bank.

Marktwerking

In een geliberaliseerd stelsel wordt kredietverlening voorwerp van onverstoorde marktwerking en niet meer gedomineerd door banken. Kredietbeslissingen worden dan decentraal genomen, door degenen die het risico ervan ook dragen. Marktprocessen voor beoordeling, inprijzing en aanvaarding van risico’s kunnen dan onverstoord plaatsvinden. Daarbij is te verwachten dat risico’s worden gemitigeerd en beter worden gespreid. Ook is te verwachten dat de kredietverlening diverser wordt en meer gericht op de productieve economie. Bovendien is een verschuiving te verwachten naar financiering op basis van eigen, in plaats van vreemd vermogen. Dat gaat gepaard met structureel lagere schuldniveaus.

In een geliberaliseerd stelsel wordt de rente niet meer centraal gestuurd, maar gebruikt als indicator voor de toestand op de kredietmarkt. Als een (te) hoge rente investeringen in de reële economie frustreert, kan de monetaire autoriteit die rente aftoppen, door vanaf zeker renteniveau extra geld voor kredietverlening beschikbaar te stellen. Marktwerking heeft dan het primaat, en de monetaire autoriteit stuurt bij waar nodig.

Zorg voor het geldstelsel

Invoering van de veilige rekening is de start van een traject waarin de ordening van het geldstelsel geleidelijk wijzigt. De publieke zorg voor het geldstelsel verschuift daarbij van bewaking van de liquiditeit en solvabiliteit van banken (en geldmarktfondsen) naar zorg voor de stabiliteit en algemene beschikbaarheid van geld. De bezittingen van banken verliezen dan relevantie als onderliggende waarde van de euro. Deze bezittingen dragen ook niet bij aan het vertrouwen in de euro. Zij werpen eerder een schaduw over de munt, daar ze niet vrij van risico zijn.

De stabiliteit van de euro is het best te bewaken indien deze geheel van onderliggende waarde is geabstraheerd. Dan ontbreekt immers iedere frictie in de beheersing van de geldhoeveelheid, die dan altijd onbelemmerd en zonder ongewenste bijwerkingen kan worden aangepast aan hetgeen voor de stabiliteit wenselijk is. In een digitaal contant geldstelsel kan dat geschieden op basis van real-time informatie over de geldcirculatie. De monetaire sturingsinstrumenten kunnen daarbij voortschrijdend worden gekalibreerd, zodat de sturing steeds verfijnder en preciezer wordt.

De nieuwe instrumenten van monetair beleid zijn in beginsel eenvoudig. Het gaat ten eerste om bepaling van de hoeveelheid digitaal contant geld die per actor vrijelijk kan worden aangehouden. Gestuurd wordt vervolgens door (progressieve) belasting van het surplus. Het gaat hier om een monetaire belasting, die niet is ingegeven vanuit overheidsfinanciering, maar vanuit monetair beheer. Heffing van deze belasting is een exclusieve bevoegdheid van de monetaire autoriteit. Geld dat is wegbelast kan al dan niet opnieuw in circulatie worden gebracht, afhankelijk van de noodzaak om al dan niet te verkrappen. Verruiming van de geldhoeveelheid loopt via de overheidsbegroting, waarbij de overheid de nieuw toe te voegen geldmiddelen om niet verkrijgt van de monetaire autoriteit. Dat laatste geldt ook indien niet hoeft te worden verkrapt, noch te worden verruimd. De opbrengst van de monetaire belasting wordt dan via de overheidsbegroting gerecirculeerd.

Schuldreductie

Op termijn richt monetair beleid zich dus niet meer op banken, maar op de samenleving als geheel. De euro wordt daarbij van onderliggende waarde geabstraheerd. De activa van de centrale bank vallen dan vrij. Deze zijn in een digitaal contant geldstelsel immers niet meer nodig voor uitvoering van monetair beleid, en evenmin als dekking van de geldhoeveelheid. Deze activa kunnen dan worden aangewend om het maatschappelijk schuldniveau te reduceren. Die schuldreductie kan de vorm krijgen van versnelde aflossing van bestaande schulden aan banken, onder aflossing van schulden van banken aan de centrale bank.[1] Dat vermindert de “schuldenberg” die thans in de weg staat aan welvaartsontwikkeling en sociale en economische integratie. Deze schuldreductie vitaliseert bovendien de banken die vanaf dan zonder staatssteun op eigen benen zullen staan.

Conclusie

Het creëren van een veilige bewaarplaats voor giraal geld is een logische stap in de ontwikkeling van ons geldstelsel. Het maakt het geldstelsel bestand tegen de gevolgen van digitalisering en supranationalisering, en stelt de overheid in staat de veiligheid van geld kosteneffectief te bewaken. Het baant bovendien de weg naar een adequate marktordening, waarin de overheid zich onthoudt van marktverstoring, en gelijk speelveld creëert voor betaaldiensten en kredietverlening.

De veilige bewaarplaats kan de vorm aannemen van een persoonlijke veilige rekening, die wordt aangehouden bij de overheid, en kan worden opgenomen in de betaalomgeving van een betaaldienstverlener naar keuze. Dat vergroot de keuzevrijheid en ontwikkelt risicobewustzijn bij het publiek. Banken worden gestimuleerd zich verantwoorder te financieren; niet met het spaargeld maar met middelen die bewust ter financiering van die specifieke bank beschikbaar zijn gesteld. Als de veilige rekening in Europa navolging vindt, biedt hij een remedie tegen risicodeling in de eurozone.

De veilige rekening kan uitmonden in de ontwikkeling van digitaal contant geld, en verlegging van de publieke liquiditeitsvoorziening van banken naar de samenleving als geheel. De geldomloop wordt dan homogeen van aard, en bestaat alleen uit fysiek en digitaal contant geld. Private liquiditeiten hoeven dan niet meer door de overheid ondersteund te worden. Ze worden evenmin verboden. Het publieke geldstelsel wordt scherp gehouden door de aanwezigheid van vele private liquiditeitsvormen. Een inflatiedoelstelling wordt onverenigbaar met monetair beleid, dat onder de restrictie zal moeten werken van volkomen prijsstabiliteit.

Edgar Wortmann & Martijn Jeroen van der Linden – 8 juni 2019 (revisie: 30 augustus 2019).

Download als pdf. Download in English.


*Contant geldstelsel

Wat is de rol van contant geld? Wat is een contant geldstelsel en hoe verhoudt dit zich tot het huidige monetaire kredietstelsel?

In een contant geldstelsel is (digitaal) contant geld het primaire instrument van monetair beleid. De geldhoeveelheid wordt direct gestuurd, door vermeerdering of vermindering van het contante geld in omloop. Bij vermindering wordt geld wegbelast door een (progressieve) heffing over het surplus dat door actoren wordt aangehouden boven hun onbelaste liquiditeitsbuffer in digitaal contant geld. Bij vermeerdering wordt geld beschikbaar gesteld aan de overheid. Deze verkrijgt dat geld “om niet”. Er staat geen schuld of andere verplichting tegenover, afgezien van de voorwaarde dat het in omloop moet worden gebracht. Het staat de overheid vrij om het weg te geven, uit te lenen, uit te geven of anderszins in haar begroting te verwerken.

Het verbod op monetaire financiering (artikel 123 VWEU) staat niet in de weg aan contante geldverstrekking aan de overheid, mits dat gebeurt “om niet”. Binnen het huidige geldstelsel is dat niet mogelijk, daar geld in omloop komt als (rentedragend) krediet gedekt door onderliggende waarde. Dat betekent dat de geldomloop moet worden gefinancierd. In een digitaal contant geldstelsel is dat niet het geval. Contante geldmiddelen belichamen zelf de geldswaarde en hebben geen onderliggende waarden nodig. Digitaal contant geld heeft bovendien geen kostprijs. Zodoende hoeft een digitaal contante geldomloop niet te worden gefinancierd, en hoeft deze dus ook niet te renderen. Digitaal contant geld kan als nutsfunctie “om niet” beschikbaar worden gesteld. Daarmee vervult contant geld een essentiële randvoorwaarde om het geld dienstbaar te maken aan de samenleving, en deze zodoende in staat te stellen om tot volle bloei te komen. Contant geld is bovendien inert voor markt- en kredietrisico wat noodzakelijk is voor structurele en kosteneffectieve stabilisering van de euro.

In een contant geldstelsel kunnen digitaal en fysiek contant geld naast elkaar bestaan. Invoering van digitaal contant geld betekent dan ook niet dat munten en biljetten moeten verdwijnen. Fysiek contant geld blijft van belang voor anonimiteit, en als back-up bij uitval van elektriciteit.

Monetair kredietstelsel

Het huidige geldstelsel is te omschrijven als een monetair kredietstelsel. Daarin is kredietverlening het primaire monetaire beleidsinstrument. Wanneer in dit stelsel wordt gezegd dat de geldpers wordt aangezet, wordt bedoeld dat er extra krediet wordt verleend. Het gaat dan om kredietverlening door de centrale bank aan de banken, of om kredietverlening van de banken aan de centrale bank. Van dat laatste is sprake wanneer de centrale bank verruimt door effecten te kopen. Zij betaalt voor die effecten door bijschrijving op het tegoed van desbetreffende banken. Deze ervaren dat overigens niet als een kredietverlening aan de centrale bank, daar het resulterende tegoed zo goed is als geld. Het kan worden gebruikt om andere banken mee te betalen, of worden opgenomen als contant geld. Pariteit met de euro is verzekerd, daar de centrale bank zelf uitgever van de euro is.

Contant geld

Contant geld is in het huidige stelsel slechts een extensie, die volkomen elastisch met de vraag wordt bediend. Banken kunnen hun tegoed bij de centrale bank geheel in contanten opnemen. De centrale bank drukt zoveel biljetten als nodig is om aan die vraag te voldoen. Letterlijk genomen zou het deze geldschepping moeten zijn die met “de geldpers” wordt bedoeld. Dat is doorgaans echter niet het geval, daar deze letterlijke geldpers geen invloed op de geldhoeveelheid heeft.

Biljetten komen in omloop door substitutie. Dat is te vergelijken met een koop. Voor de biljetten wordt betaald met tegoed, dat vanwege contante opname verminderd wordt. De uitgifte van biljetten verandert de geldhoeveelheid niet, daar tegoed door contant geld vervangen wordt. Evenmin verandert de geldhoeveelheid als contant geld terugkeert naar de (centrale) bank, daar dit dan wordt omgewisseld in andere munten of biljetten, of wordt bijgeschreven als tegoed.

Ook in een contant geldstelsel zal sprake zijn van substitutie wanneer digitaal contant geld fysiek wordt opgenomen. Maar wanneer er digitaal contant geld bijkomt is dat geen substitutie, maar een toevoeging, die allereerst “om niet” wordt opgevoerd als bezitting van de overheid.


Verder lezen

·        Reactie van Stichting Ons Geld op het WRR-rapport “Geld en Schuld”

·        Position paper Stichting Ons Geld – Hoorzitting “Geld en schuld”

·        Publieke bewaarinstelling: veilige haven en gelijk speelveld voor giraal geld

·        Vragen over WRR-rapport “Geld en schuld: de publieke taak van banken”

·        De veilige rekening en de bankgirocentrale 2.0

·        Libra: mijlpaal in de privatisering van geld

·        Wat Europa tegen de Libra kan doen

·        (G)een veilige haven voor giraal geld

·        Digitaal contant geld


[1] Een uitwerking van deze schuldreductie in samenhang met de veilige rekening staat in Scenario for a modern jubilee.  Een uitwerking voor de eurozone op basis van een digitale euro staat in het working paper: “Deleverage without a crunch”. Een makkelijk leesbare introductie vindt u hier.