DNB wil hervorming van het geldstelsel

Burgerinitiatief Ons Geld krijgt een vervolg. Vijf jaar na dato wil nu ook De Nederlandsche Bank (DNB) ons geldstelsel hervormen. Ze erkent dat dit een brede maatschappelijk discussie vereist. Hieraan wil zij nu, in navolging van Ons Geld, een bijdrage leveren.

DNB wil hervorming van het geldstelsel

Burgerinitiatief Ons Geld krijgt een vervolg. Vijf jaar na dato wil nu ook De Nederlandsche Bank (DNB) ons geldstelsel hervormen. Ze erkent dat dit een brede maatschappelijk discussie vereist. Hieraan wil zij nu, in navolging van Ons Geld, een bijdrage leveren. Dat waarderen wij!

Eerdere reacties van DNB waren minder opbouwend. Zo werden onze argumenten door DNB steevast genegeerd. Ook de unanieme wens van de Tweede Kamer om veilig geld te introduceren legde DNB naast zich neer.[1] Pas nadat de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), na drie jaar studie, concludeerde dat er toch echt een veilig alternatief voor de bankrekening moest komen, kwam DNB schoorvoetend in beweging.[2] Onlangs publiceerde ze haar bijdrage aan de discussie: ‘Digitaal geld van centrale bank kan publieke belangen in geldstelsel beschermen’ met als onderliggend rapport: ‘Digitaal centralebankgeld - Doelstellingen, randvoorwaarden en ontwerpkeuzes’.[3] In dit artikel geven wij onze kijk op deze bijdrage van DNB.

Digitalisering

Digitalisering is een belangrijke factor in de hervorming van het geldstelsel.[4] Dat wordt door DNB erkend. Wij hebben daar steevast op gewezen, echter om een andere reden dan waarom DNB dat nu doet. Wij zien in digitalisering een kans om het geldstelsel beter beheersbaar te maken en dienstbaar aan de samenleving. DNB ziet het meer als bedreiging daar ze bang is voor de plannen van grote ICT-bedrijven om eigen digitale munten aan te bieden.[5]

Discussie

Hervorming van het geldstelsel vereist een brede maatschappelijke discussie. Ook dat wordt door DNB erkend. Deze discussie is al jaren aan de gang. Daarbij is -in onze beleving- ook al duidelijk geworden waar de hervorming over moet gaan. De Tweede Kamer, de WRR en tal van deskundigen hebben zich daar eenduidig over uitgesproken. De consensus is dat er een krediet-risico vrij alternatief moet komen voor de bankrekening.[6]

Veilig alternatief

Invoering van een veilig alternatief voor de bankrekening heeft twee samenhangende voordelen. (1) Het zorgt dat ons geld tegen de laagst mogelijke kosten veilig kan worden gesteld. (2) Bovendien dwingt het banken om zich verantwoorder te gaan gedragen. Naarmate burgers en bedrijven een veilig alternatief hebben worden banken door marktwerking gedisciplineerd.[7]

Met het veilige alternatief kan de publieke geldfunctie op beheerste wijze worden ontvlochten van de financiering van banken.[8] Dat ontneemt banken -geleidelijk- de mogelijkheid om hun risico’s op de samenleving af te schuiven. Daardoor wordt het geldstelsel beter beheersbaar. Bovendien worden de privileges van banken dan overbodig.[9] Dat opent de weg naar een gelijk speelveld en grotere diversiteit in het financieringslandschap, zodat de economie minder afhankelijk wordt van enkele grootbanken.[10]

Marktordening

Invoering van een veilig alternatief voor de bankrekening betreft de marktordening. Dat is een politieke verantwoordelijk, waarbij DNB zich lijdzaam en accommoderend dient op te stellen.

DNB doet dat echter niet. Ze lijkt bevreesd voor invoering van het veilige alternatief. Ergens is dat ook wel te begrijpen. Centrale banken zien het als hun taak om het vertrouwen in commerciële banken te beschermen. Dat staat op gespannen voet met marktwerking. Marktwerking impliceert namelijk dat het vertrouwen in banken constant op de proef wordt gesteld. Dat ondergraaft het blinde vertrouwen dat iedereen geacht wordt in de banken te stellen.

Het is dan ook niet te verwachten dat DNB zelf marktwerking aanwakkert in de wijze waarop banken zich financieren. Je zou echter wel verwachten dat DNB zich niet verzet tegen een wetgever die marktwerking weldegelijk wil stimuleren. Toch is dat wat DNB doet door deze ontwikkeling nu al jaren te traineren. Daarmee gaat ze in tegen de unanieme wens van de Tweede Kamer om een veilig alternatief in te voeren.[11] De huidige bijdrage van DNB aan de discussie brengt hierin geen verandering.

CBDC

Hoewel ze zich uitspreekt voor een brede discussie, verkleint DNB de scope van het discours. Haar redenering begint niet bij het doel van monetaire hervorming, noch bij de uitkomst van het debat zoals dat reeds is gevoerd. DNB knoopt aan bij één specifieke oplossingsrichting. Dit betreft de uitgifte door DNB van iets dat ze ‘central bank digital currency’ (CBDC) noemt. In essentie komt dat erop neer dat iedereen een rekening zou kunnen openen bij de centrale bank.

In een brief aan de Tweede Kamer hebben wij in 2019 al beargumenteerd waarom ons dat geen goed idee lijkt.[12] DNB dient namelijk niet zelf diensten aan te bieden die onder haar toezicht staan. Ook hebben wij aangegeven hoe het veilige alternatief dan wel kan worden ingevoerd.[13] DNB gaat echter niet op onze argumenten in. In plaats daarvan stuurt ze de discussie in een heel andere richting.

Wat DNB betreft staan de volgende onderwerpen centraal in de discussie over ons geldstelsel: (1) het verdwijnen van contant geld, (2) het veiligstellen van de betaalinfrastructuur en (3) de opkomst van digitale munten.

Contant geld (1)

DNB zegt te verwachten dat contant geld op termijn gaat verdwijnen. Daarom denkt ze dat het goed is als ze met een digitaal alternatief komt. Wij zijn het ermee eens dat er een digitale variant moet komen van contant geld. Dit echter niet ter vervanging van fysiek contant geld.[14] De munten en biljetten moeten juist blijven. Momenteel is contant geld het enige alternatief voor de bankrekening.[15] Dankzij dit alternatief kunnen rekeninghouders nog enige druk uitoefenen op het bankwezen. Bovendien biedt contant geld privacy en bescherming tegen stroomuitval en cyberaanvallen.

Anders dan DNB stelt is contant geld helemaal niet aan het verdwijnen. De hoeveelheid contante euro’s in omloop neemt al jaren gestaag toe. Dat het in het dagelijkse betalingsverkeer minder wordt gebruikt, doet daar niets aan af. Contant geld wordt toenemend als back-up gebruikt. Veel mensen reageren -heel prudent- op de instabiliteit van het bankgeldstelsel, en houden uit voorzorg contanten achter de hand. Dat is een goede ontwikkeling die de samenleving minder kwetsbaar maakt.

Commerciële banken zien contant geld echter graag verdwijnen. Dat verlaagt hun kosten en vergroot hun marktmacht. Daardoor wordt het bijvoorbeeld makkelijker voor ze om spaarders met negatieve rente te belasten. Met het verdwijnen van contant geld zou het enige alternatief voor de bankrekening verdwijnen. Dat is tegengesteld aan hetgeen met hervorming van het geldstelsel wordt beoogd.

DNB moet haar oren dan ook niet laten hangen naar de wensen van commerciële banken. Zij dient het algemeen belang voorop te stellen. Dat betekent dat zij zich niet moet richten op het afschaffen van contant geld. Zij moet juist zorgen dat het behouden blijft.

Betaalinfrastructuur (2)

Behoud van contant geld is ook relevant voor het tweede aandachtspunt van DNB: veiligstellen van de betaalinfrastructuur. DNB overweegt namelijk om een eigen digitale betaalinfrastructuur op te zetten voor consumentenbetalingen, gebaseerd op CBDC. Deze zou gaan dienen als back-up voor de digitale betaaldiensten die door marktpartijen worden aangeboden. DNB geeft toe dat dit een kostbare aangelegenheid wordt. Wij denken dat het bovendien overbodig is. De ideale noodvoorziening is reeds beschikbaar in de vorm van contant geld.[16] Deze back-up is zeer robuust want bestand tegen stroomuitval en cyberoorlog. Contant geld biedt bovendien een privacy-niveau dat digitale geldvormen nooit kunnen bieden. DNB kan dan ook volstaan met het borgen dat de samenleving te allen tijde beschikt over voldoende contant geld.

Digitale munten (3)

Het derde motief voor DNB om zich op monetaire hervorming te oriënteren is haar vrees voor digitale munten die door private partijen, zoals Facebook, in omloop worden gebracht. Deze hebben de potentie om de euro te verdringen.[17] Daarom adviseerden wij de overheid in 2015 al om te anticiperen op digitaal contant geld.[18] Daar is toen nauwelijks op gereageerd. Vijf jaar later komt DNB dan nu met het voornemen om te gaan experimenteren met een eigen digitale munt. Dat is te laat en bovendien misplaatst.

Het is nogal naïef van DNB om te denken dat zij een aantrekkelijkere technologie kan bieden dan Facebook. DNB is geen technologiebedrijf en heeft geen ervaring met consumenten. Facebook, daarentegen, heeft jarenlange tech-ervaring en twee miljard gebruikers. Facebook is bovendien zeer vermogend, terwijl de financiële vooruitzichten voor DNB bepaald niet florissant zijn.[19]

De reflex van DNB om met Facebook te gaan concurreren is bovendien misplaatst. DNB is toezichthouder. Dat betekent dat zij er is om marktwerking in goede banen te leiden. Zij behoort de marktpartijen die onder haar toezicht staan niet te gaan beconcurreren. Gelukkig is het DNB ook niet toegestaan deze kant op te gaan. Zij is immers gebonden aan het Europese verdrag. Dat stelt dat DNB dient te handelen in overeenstemming met het beginsel van een open markteconomie met vrije mededinging.[20] Ze dient dus niet zelf de activiteiten te gaan verrichten die onder haar toezicht staan.

Gelijk speelveld voor betaaldiensten

Wat dient de overheid dan wel te doen als antwoord op digitale munten zoals de Libra? Ook daar hebben wij inmiddels aanbevelingen voor gedaan. De overheid moet gelijk speelveld bieden voor betaaldienstverleners. Dit doet zij door niet zelf een digitale munt in te voeren, maar door een open platform te bieden, waarop alle betaaldienstverleners digitale betaalvormen kunnen ontwikkelen gebaseerd op door de overheid bewaakte euro-tegoeden. Daartoe moet de overheid een stelsel invoeren van persoonlijke veilige rekeningen.[21] Via dat stelsel kan de overheid de digitale geldomloop effectief beheersen, terwijl ze de ontwikkeling van digitale betaalmechanismen aan de markt overlaat. De persoonlijke veilige rekeningen worden aangehouden bij de overheid, maar kunnen worden ontsloten door een betaaldienstverlener naar keuze.

Marktregulering

Alle betaaldienstverleners kunnen dan dezelfde door de overheid aangeboden betaalrekening in hun betaalomgeving integreren. Dat kan gebeuren op basis van bestaande technieken. Het Europese verdrag hoeft daar niet voor te worden gewijzigd. Deze aanpak is juist in overeenstemming met Europees beleid dat betaaldienstverlening ziet als een gereguleerde markt. Op die markt kunnen marktpartijen betaaldiensten aanbieden op basis van betaalrekeningen die bij derden worden aangehouden. In dit geval gaat het dan om aanbieding van betaaldiensten door marktpartijen op basis van een bij de overheid aangehouden veilige rekening. DNB laat deze mogelijkheid echter buiten beschouwing. Ze beperkt zich daarentegen tot de gedachte dat ze zelf betaaldiensten gaat verlenen. Een gedachten die onverenigbaar is met het Europese verdrag en het principe van een markteconomie.[22]

Europees verdrag

Ongetwijfeld beseft DNB dat haar voorstel om betaalrekeningen te gaan aanbieden in strijd is met het Europese verdrag. Haar experimenten met CBDC schuift ze dan ook naar een verre toekomst, waarin ze ‘Frankfurt’ van haar plannen heeft overtuigd. Ze vertelt echter niet waar de schoen wringt, zoals hiervoor aangegeven. In plaats daarvan richt ze de aandacht op het begrip marktpartijen en de vraag of huishoudens daar ook toe behoren.[23] Dat lijkt een vraag van technische aard die buiten het zicht van de politiek kan worden opgelost.

Beleidsdiscussie

Dat illustreert hoe DNB haar argumentatie zodanig kiest dat ze de brede maatschappelijke discussie over het geldstelsel kan herdefiniëren als een beleidsdiscussie die binnen het Europese Stelsel van Centrale Banken (ESCB) gevoerd moet worden. Aldus laat de opstelling van DNB zich als volgt samenvatten.

  1. DNB traineert nog steeds de invoering van een veilig alternatief voor de bankrekening.
  2. Als tegenvoorstel komt ze met een alternatief voor contant geld.
  3. De discussie daarover wenst ze binnenskamers te voeren.

Door zich te beperken tot CBDC kan DNB met recht stellen dat de discussie valt binnen het mandaat van het ESCB. Zo kan ze de politiek en de maatschappij buiten het debat houden. Ons Geld, de WRR en de Tweede Kamer kan ze dan vriendelijk bedanken voor de moeite om vervolgens in Frankfurt, onder invloed van de banken-lobby, haar plan trekken.

Bestaande kaders en technieken

De discussie gaat echter niet om de vraag of DNB CBDC moet invoeren. Daarvan kunnen we op voorhand al vaststellen dat dat ongepast is en strijdig met het Europese verdrag. De discussie gaat over de inrichting van het financiële stelsel waarbij de Tweede Kamer de wens heeft geuit om de Nederlanders de keuze [te] geven om ook te kunnen sparen bij een instelling die het geld puur digitaal voor hen bewaart” (TK 34346-13). Mensen kunnen dan in vrijheid kiezen of ze hun geld al dan niet beschikbaar stellen aan een bank.

Een dergelijk veilig alternatief kan door Nederland zelf in het leven worden geroepen. Dat kan binnen de bestaande kaders en met gebruik van bestaande technieken. Daarvoor is het niet nodig dat DNB gaat experimenteren met CBDC en daarover in Frankfurt een jarenlange discussie start.

Wij achten het door DNB voorgestelde CBDC-project dan ook ongewenst en onnodig. Het lijkt vooral bedoeld om de hervorming van ons geldstelsel aan democratische controle te onttrekken.

Centrale bad bank

Het CBDC-project biedt bovendien geen veilige bewaarplaats voor geld. Dat komt doordat centrale banken uit het lood zijn geslagen.[24] In de opeenvolgende crises sinds 2008 hebben zij enorme bedragen in banken en financiële markten gepompt. Hun voetafdruk in het financiële stelsel is daarbij erg groot geworden. Invoering van CBDC zou de voetafdruk van DNB in het financiële stelsel nog verder vergroten en de kredietverlening in de economie verder centraliseren. Dit zorgt voor opstapeling van risico’s binnen DNB waardoor ze uiteindelijk een bad bank wordt.

Sowieso tast de Corona-crisis de betrouwbaarheid van DNB verder aan. Haar voorstel om huishoudens en bedrijven in staat te stellen om bij DNB een rekening te openen komt dan ook op een vreemd moment. Waarom zouden huishoudens hun geld toevertrouwen aan een bank die het financiële stelsel kunstmatig overeind houdt?

CBDC biedt niet de veilige haven waar behoefte aan is. Dat kan averechts uitpakken voor DNB én de euro. Alternatieve digitale betaalmiddelen maken het immers steeds makkelijker om de euro links te laten liggen. Bij huidig monetair beleid is het dan ook niet denkbeeldig dat de euro bij de eigen bevolking uit de gratie raakt, en dat mensen overstappen op een digitale munt zoals de Libra van Facebook.

Publieke bewaarinstelling

Alles wijst erop dat de veilige bewaarplek voor giraal geld buiten de centrale bank moet worden geplaatst. Op die manier kan echte veiligheid worden geboden. De voetafdruk van de centrale banken wordt dan niet groter maar juist kleiner. Bovendien kan het geaccumuleerde risico in het financiële stelsel dan op gecontroleerde wijze worden afgebouwd.[25]

De veilige bewaarplek kan het best worden geboden door een publieke organisatie die niets onderneemt met het geld dat haar in bewaring is gegeven. Deze ontplooit geen andere activiteit dan het voor de rekeninghouders beschikbaar houden van de in bewaring genomen gelden. Een voorstel voor een dergelijke bewaarinstelling is al aanhangig bij de Tweede Kamer, waar het bekend staat als de Nationale Betaal- en Spaarbank.[26]

Deze publieke bewaarinstelling kan morgen worden opgericht. Daarvoor hoeft het Europese verdrag niet te worden gewijzigd. Ook hoeven er geen prototypes van digitale munten voor te worden ontwikkeld. Gewerkt kan worden met de bestaande technieken voor het aanhouden en beheren van bankrekeningen. Nederland kan hier op eigen gelegenheid toe besluiten. Daarmee houdt ze de discussie over veilig geld openbaar, op koers en onderworpen aan democratische controle.

Taak van DNB

Invoering van een publieke bewaarinstelling geeft de juiste dynamiek aan het debat over ons geldstelsel. Daarmee wordt recht gedaan aan zowel het primaat van de democratie als aan de wettelijke taken van DNB. Uitvoering en toezicht blijven dan netjes van elkaar gescheiden, zoals dat bij een goede ordening betaamt. Op gepaste wijze kan DNB haar invloed dan doen gelden. De publieke bewaarinstelling valt namelijk onder toezicht van DNB.

Via die bewaarinstelling kunnen tegoeden effectief veilig worden gesteld. Dat heeft echter gevolgen voor banken. Die worden dan immers aan marktwerking blootgesteld. Dat dient op beheerste wijze te gebeuren. Ook hierbij is een rol weggelegd voor de toezichthouder, die nieuwe instrumenten in handen krijgt waarmee hij de geldomloop beter kan besturen.[27]

Ons Geld en DNB

Deze instrumenten lijken op hetgeen DNB voorstelt met betrekking tot CBDC.[28] Ze hebben echter een ander uitgangspunt. Voor DNB staat de bescherming van banken voorop. In onze uitwerking gaat het daarentegen om de bescherming van publieke belangen, waaronder de bescherming van geld (in plaats van banken) en de verbetering van de marktwerking zodat het financiële stelsel beter gaat functioneren. Perverse prikkels, zoals de socialisering van risico’s, worden daarbij geëlimineerd.

Conclusie

DNB lijkt de discussie over het geldstelsel in beslotenheid te willen voeren. Het belang van commerciële banken staat daarbij voorop. Die zitten niet te wachten op een veilig alternatief voor de bankrekening. Zij willen juist dat het bestaande alternatief, contant geld, wordt afgeschaft. DNB lijkt met haar CBDC-project de banken op hun wenken te bedienen.

CBDC staat haaks op de rol van DNB als toezichthouder en op het principe van een markteconomie. Het kan bovendien averechts gaan werken daar de kans erg groot is dat CBDC minder aantrekkelijk wordt dan door de markt ontwikkelde digitale betaalvormen. Het is maar goed dat DNB zelf aangeeft dat haar CBDC-plan niet in steen gebeiteld is.

Het veilige alternatief voor de bankrekening moet niet door de toezichthouder worden aangeboden maar door een publieke bewaarinstelling die onder toezicht staat. Deze geeft persoonlijke veilige rekeningen uit die kunnen worden ontsloten via een betaaldienstverlener naar keuze. Marktpartijen kunnen dan betaaldiensten ontwikkelen op basis van door de overheid bewaakte euro-tegoeden. De ontwikkeling van digitale betaalvormen geschiedt dan op een competitieve markt, terwijl de overheid volledige controle houdt.

Wij staan aan de vooravond van een fundamentele herijking van de wijze waarop het geldstelsel is geregeld. DNB erkent dat, en toont met haar eenzijdige focus op CBDC vooral koudwatervrees.

De wet regelt het geldstelsel (artikel 106 Gw). Digitalisering biedt de wetgever een unieke kans om dat stelsel beter te maken. Die kans moet zij zich niet laten ontnemen met vage beloftes over CBDC. Ze moet daarentegen doorpakken met de Nationale Betaal- en Spaarbank. Zo zorgt ze dat ons geld stabieler wordt en banken gedwongen worden om zich verantwoorder te gaan gedragen.

Edgar Wortmann – 3 mei 2020.

Download als pdf


[1] De achtergronden hiervan staan beschreven in het ‘memo full reserve’.

[2] WRR (2019) Geld en schuld: De publieke rol van banken

[3] DNBulletin van 21 april 2020; DNB (2020) Occasional Studies Volume 18 – 1.

[4] Zie onze brief van 10 februari 2016 en het daarbij gevoegde ‘Memorandum over het Geldstelsel’ die wij aan de vaste Kamercommissie voor Financiën hebben gezonden in aanvulling op de tekst en toelichting van burgerinitiatief ‘Ons Geld’.

[5] Een voorbeeld van zo’n digitale munt is de Libra, waarmee Facebook de wereld in 2019 verraste. Deze munt heeft de potentie om de centrale banken en hun valuta te overvleugelen. Zie ‘Libra: mijlpaal in de privatisering van geld’ en ‘Wat Europa tegen de Libra kan doen’.

[6] Brief van 15 november 2019 aan de Voorzitter en leden van de vaste Kamercommissie voor Financiën inzake de behandeling van het WRR-rapport ‘Geld en schuld’ en de initiatiefnota van het Lid Alkaya ‘100% veilig sparen en betalen’.

[7] WRR (2019) Geld en schuld: De publieke rol van banken, pagina 237: “(…) het creëren van een veilig alternatief kan juist bijdragen aan een stabieler systeem. Het feit dat men een daadwerkelijk alternatief heeft, zal een disciplinerend effect hebben op de bestaande banken. Het zal banken dwingen zich verantwoorder te financieren, met meer eigen vermogen (kapitaal) en vreemd vermogen met een lange looptijd. De creatie van geld en schuld door commerciële banken wordt op die manier ook beter begrensd.”

[8] In ‘New instruments for monetary policy’ zetten wij uiteen hoe de overgang naar veilig geld op beheerste wijze kan geschieden. Door die overgang komen nieuwe instrumenten beschikbaar voor monetair beleid, dat hierdoor nauwkeuriger wordt en minder kostbaar en marktverstorend.

[9] Banken hebben nu het privilege om zich te financieren met andermans geld zonder dat te vragen en zonder aan te geven wat ze ermee gaan doen. Daarbij dicteren zij de voorwaarden waaronder ze spaargeld van het publiek als financiering tot zich nemen. Zo wordt bij financiering van banken de marktwerking buitenspel gezet. Rekeninghouders worden niet geacht zich af te vragen welk risico zij nemen als ze hun geld ‘op de bank’ zetten. Velen zijn zich er niet eens van bewust dat ze met hun spaargeld een bank financieren. Wie geld op de bank zet meent dat geld te bezitten, en is er niet op bedacht eigenlijk te investeren in een bank. De kredietverlening aan banken is dus niet onderworpen aan deugdelijke marktprocessen voor het beoordelen, inprijzen en aanvaarden van risico. Dat is slecht voor de kredietverlening en de financiële stabiliteit. Een beschrijving van het kernprivilege van banken staat in ‘The banking privilege’.

[10] Interessant is de literatuurverwijzing die DNB (2020) geeft naar Andolfatto (2018). Deze analyseerde het effect van een veilig alternatief voor de bankrekening (in de vorm van CBDC) in een model met een geconcentreerde banksector, met marktmacht. In dat model vergroot het veilige alternatief de druk op banken om de depositorente concurrerend te houden. Dit noodzaakt banken tot verhoging van de depositorente. Dat leidt vervolgens tot lagere rente-marges, en een grotere hoeveelheid deposito’s en krediet. De kredietverlening aan de private sector neemt in dit model dus toe. Andolfatto (2018), “Assessing the Impact of Central Bank Digital Currency on Private Banks”, Federal Bank of St. Louis Working Paper 2018-026C. Zie in gelijke zin ‘Negatieve rente – Oorzaak en oplossing van de aanhoudend lage rente’. In dat artikel betogen wij dat de lage spaarrente niet komt door marktwerking (spaaroverschot) maar door de marktmacht van banken en de afwezigheid van deugdelijke marktprocessen bij financiering van banken met tegoeden.

[11] Zie voor de achtergronden van deze wens van de Tweede Kamer en de reactie van DNB daarop: Ons Geld (2019) ‘memo full reserve’.

[12] Brief van 15 november 2019 aan de Voorzitter en leden van de vaste Kamercommissie voor Financiën inzake de behandeling van het WRR-rapport ‘Geld en schuld’ en de initiatiefnota van het Lid Alkaya ‘100% veilig sparen en betalen’.

[13] Zie ‘Een veilige rekening voor iedereen’ en ‘New instruments for monetary policy’.

[14] DNB denkt aan een CBDC-omloop die niet groter is dan de huidig omloop van euromunten en -biljetten (met lage coupure). In haar voorstelling gaat het infaseren van CBDC gelijk op met het uitfaseren van contant geld. Als contant geld geheel is afgeschaft zou er dan per hoofd van de bevolking maximaal 7000 euro aan CBDC in omloop zijn. Zo denkt DNB te kunnen voorkomen dat CBDC de banken in sterkere mate zou disciplineren dan contant geld dat nu doet.

[15] Contant geld is thans het enige gangbare geldmiddel dat spaarders kunnen gebruiken om geld te bewaren zonder het als financiering beschikbaar te stellen aan een bank.

[16] In de voorstelling van DNB zou de hoeveelheid ‘CBDC’ die vrijelijk bij DNB mag worden aangehouden zo’n 3000 – 4000 euro per persoon bedragen. Volgens DNB genoeg om een maand van te kunnen leven en nog voldoende buffer te behouden. Behoud van contant geld kan prima voorzien in de behoefte om 3000 – 4000 euro achter de hand te houden voor het geval de digitale betaalinfrastructuur hapert. Daarvoor is ontwikkeling van CBDC niet nodig.

[17] Zie ‘Libra: mijlpaal in de privatisering van geld’ en ‘Wat Europa tegen de Libra kan doen’.

[18] Ons Geld (2015) tekst en toelichting van burgerinitiatief ‘Ons Geld’.

[19] Als onderdeel van het eurosysteem kan DNB niet autonoom haar beleid bepalen en staat ze bloot aan risico’s die ze niet in de hand heeft. Zo draagt ze het risico van kapitaalvlucht naar Nederland en neemt ze deel in de steunmaatregelen van de ECB. Stijgende rente en een golf van faillissementen kunnen DNB in zodanige problemen brengen dat zelfs het voortbestaan van de euro twijfelachtig wordt.

[20] Artikel 127 VWEU

[21] Ons Geld (2019) ‘Een veilige rekening voor iedereen

[22] Artikel 127 VWEU bepaalt dat de centrale banken dienen te handelen “in overeenstemming met het beginsel van een openmarkteconomie met vrije mededinging”. Zij zijn belast met “het bevorderen van een goede werking van het betalingsverkeer”. Centrale banken zijn marktmeesters en behoren niet de marktpartijen te beconcurreren.

[23] DNB vestigt de aandacht op artikel 17 van het Statuut van het ESCB. Dit bepaalt dat centrale banken bevoegd zijn om rekeningen aan te bieden aan ‘marktpartijen’. Zij vraagt zich vervolgens af of huishoudens en bedrijven tot deze marktpartijen mogen worden gerekend. Oprekken van ‘marktpartijen’ tot huishoudens en bedrijven lijkt geen grote stap. Dat is het echter wel wegens strijd met het principe van een markteconomie met vrije mededinging (artikel 127 VWEU).

[24] Een bank is een onderneming die geld leent (‘inleent’) en geld uitleent. Voor het inlenen betaalt ze rente. Voor het uitlenen ontvangt ze rente. Het verschil tussen de rente-uitgaven en -ontvangsten wordt de rentemarge genoemd. Deze is voor een centrale bank altijd positief omdat ze de rentes eenzijdig kan bepalen. Als bank is een centrale bank dan ook altijd winstgevend. Als reactie op de crises hebben centrale banken echter heel veel effecten gekocht. Daardoor zijn het eigenlijk geen banken meer. Het zijn beleggingsinstellingen geworden. De inkomsten uit de effecten hebben centrale banken niet zelf in de hand. Daardoor is hun winstgevendheid minder zeker. Bovendien kan het gebeuren dat deze effecten hun waarde verliezen. Door de hoge schuldniveaus in de samenleving is de kans daarop zeer groot. Dit wordt nog eens versterkt door de onjuiste reactie van de ECB op de Corona crisis. Met gesubsidieerde kredieten en steunaankopen houdt zij het financiële stelsel nu kunstmatig overeind. Daarmee is een einde gekomen aan de tijd waarin centrale banken een veilige haven waren. Dat wordt bevestigd door het kennelijke voornemen van DNB om rekeninghouders de mogelijkheid te gaan ontnemen om hun geld contant op te nemen.

[25] Ons Geld (2020) Scenario for a modern jubilee

[26] Zelf spreken wij liever over een ‘publieke bewaarinstelling’ omdat deze organisatie niets onderneemt met het geld dat haar in bewaring is gegeven.

[27] Ons Geld (2020) New instruments for monetary policy

[28] Ons Geld en DNB hebben instrumenten op het oog die sterk op elkaar lijken. De gelijkenis is (1) dat de hoeveelheid veilig geld die per persoon vrijelijk kan worden aanhouden moet worden gelimiteerd en (2) dat het meerdere progressief moet worden belast. Via die belasting wordt de veilige geldomloop beheersbaar. Bovendien zorgt het dat degenen die excessieve tegoeden aanhouden daar een prijs betalen.