Financiering van burgercoöperaties

Financiering van burgercoöperaties

In Nederland is een stille revolutie gaande. Een revolutie van burgers die samen verantwoordelijkheid nemen voor de inrichting van hun leefomgeving. Dat doen zij op coöperatieve wijze. Ze maken daarbij gebruik van de coöperatie; een rechtsvorm die economische activiteit verenigt met democratische principes.

Download het rapport: financiering van burgercoöperaties.

Download de presentatie: financieel toezicht op burgercoöperaties.

Verkenning

Deze verkenning geeft initiatiefnemers en bestuurders van burgercoöperaties inzicht in de juridische regeling van de coöperatie in Nederland, en in de voorschriften die van toepassing worden wanneer zij vermogen aantrekken van hun leden en andere belangstellenden.

Doelgroep en scope

Deze verkenning is bedoeld voor Nederlandse burgercoöperaties die geld ophalen bij hun leden. Met geld ophalen wordt daarbij niet gedoeld op inning van contributie of verkoop van producten en diensten. Gedoeld wordt op het aantrekken van vermogen, met name door het uitschrijven van een publiekslening, of door uitgifte van aandelen of obligaties. Deze activiteiten vallen onder financieel toezicht en gedetailleerde (deels Europese) wetgeving. Ze komen bovendien in aanraking met andere rechtsgebieden zoals de bescherming van persoonsgegevens, internetverkoop en aansprakelijkheid.

Deze verkenning schetst de hoofdlijnen van de rechtsgebieden waarmee een burgercoöperatie te maken krijgt wanneer zij vermogen aantrekt van haar leden en andere belangstellenden. Allereerst wordt ingegaan op de implementatie van de coöperatie in het burgerlijk wetboek (hoofdstuk 2). Vervolgens wordt het hoofdonderwerp van deze verkenning belicht: de financiering van burgercoöperaties (hoofdstuk 3). Daarbij worden verschillende financieringsvormen besproken en gerelateerd aan de toepasselijke wettelijke regelingen. Vervolgens worden enkele bijkomende onderwerpen behandeld, te weten: overeenkomst op afstand (hoofdstuk 4), aansprakelijkheid (hoofdstuk 5), de uiteindelijk belanghebbende (hoofdstuk 6) en de wettelijke bescherming van persoonsgegevens (hoofdstuk 7). Dit inleidende hoofdstuk (1) geeft context en hoofdlijnen van waaruit de geboden informatie is te begrijpen.

Download het rapport: financiering van burgercoöperaties.

Gebalanceerde ontwikkeling

Burgercoöperaties zijn bijzonder. Het zijn ondernemingen voorvan de klanten tevens de eigenarenzijn. Het belang van de klant en de exploitant zijn daardoor niet gescheiden. Dat schept ruimte voor een bedrijfsvoering die verder kijkt dan financieel gewin. Burgercoöperaties vormen dan ook een belangrijke schakel in de zoektocht naar productieprocessen die minder ontwrichtend zijn voor mens en milieu.

Burgercoöperaties zijn veelal gericht op de inrichting van de leefomgeving en verhoging van het kwaliteits- voorzieningenniveau. Daarbij worden lokale kennis en capaciteiten benut, en wordt gestreefd naar toegevoegde waarde voor de omgeving. Kenmerkend voor de burgercoöperatie is dat zij voorziet in belangen van burgers, en die burgers daarbij actief betrekt. Zelfhulp, zelfverantwoordelijkheid en democratie zijn kernwaarden van de coöperatie. Deze bieden tegenwicht aan het dominante stelsel van commerciële exploitatie voor geldelijk gewin.

Emancipatie

De coöperatie is niet nieuw. Zij bestaat al honderden jaren. In het verleden heeft ze stevig bijgedragen aan de emancipatie van bevolkingsgroepen. Boeren bijvoorbeeld wisten via coöperatieve samenwerking hun positie te verbeteren. Nu zijn het de burgers die hun invloed vergroten. In deze tijd waarin overheid en MKB het afleggen tegen het internationale grootkapitaal is dat geen overbodige luxe. Overheid en bedrijfsleven zijn ver van de burger af komen te staan. De burgercoöperatie is daarop een antwoord met perspectief voor democratisering en initiatief van onderop.

Coöperatieve waarden

Rond de coöperatie is een internationaal stelsel ontstaan van zes coöperatieve waarden (zelfhulp, zelfverantwoordelijkheid, democratie, gelijkheid, gelijkwaardigheid en solidariteit) en zeven coöperatieve principes (De 7 ICA-principes) te weten: 1. Vrijwillig en open lidmaatschap; 2. Democratische controle door de leden; 3. Economische participatie door de leden; 4. Autonomie en onafhankelijkheid; 5. Onderwijs, vorming en informatieverstrekking; 6. Samenwerking tussen coöperaties; 7. Aandacht voor de gemeenschap (bron).

Het gaat hier om ethische principes die niet altijd juridisch afdwingbaar zijn. Belangrijke elementen ervan zijn echter terug te vinden in de wettelijke implementatie van de coöperatie in het Burgerlijk recht. Deze verkenning bevat de hoofdlijnen van die implementatie.

Nederland

De precieze invulling van de coöperatie verschilt van land tot land. In Nederland heeft de coöperatie het karakter van een vereniging. Dat doet recht aan de principes van vrijwilligheid en democratische controle. Binnen de coöperatie heeft elk lid in principe één stem.

Grote vrijheid

De wettelijke regeling van de coöperatie is relatief beperkt. Dat geeft grote vrijheid. Coöperaties kunnen hun eigen structuur in hoge mate zelf ontwerpen en organisch tot ontwikkeling laten komen. In vergelijking tot besloten vennootschappen bijvoorbeeld, worden coöperaties daarbij minder beperkt door dwingend recht. Dat voordeel heeft echter ook een nadeel. De wetgever rijkt de coöperatie geen gespreid bedje aan. De vormgeving vergt bewuste keuzes. Soms worden die keuzes echter niet bewust gemaakt. Zo wordt er geregeld uitgegaan van door de notaris aangeleverde statuten zonder veel besef van de vele keuzes die aan die specifieke statuten ten grondslag liggen. Het vertrekpunt van de coöperatie heeft dan een zekere mate van toevalligheid, wat goed kan uitpakken, maar ook kan gaan knellen.

Consistentie

Organische ontwikkeling van een coöperatie vergt dat met vooruitziende blik te werk wordt gegaan. De uitgangspunten die aan de statuten ten grondslag liggen moeten passen bij de aard en verwachte ontwikkeling van de coöperatie. Gedurende die ontwikkeling moet de consistentie tussen wet, statuten, reglementen, overeenkomsten en besluiten zorgvuldig wordt bewaard. Voor de meeste burgercoöperaties is dat een grote uitdaging.

Financieel toezicht

Deze verkenning behandelt de elementaire juridische kenmerken van de coöperatie, naar Nederlands recht. In het bijzonder wordt daarbij ingegaan op de regels die van toepassing worden wanneer een coöperatie vermogen aantrekt van haar leden. Daarmee naderen coöperaties het terrein van banken en beleggingsinstellingen. Het laat zich raden dat er dan erg veel regels om de hoek komen kijken. Burgercoöperaties moeten zien te voorkomen dat ze kwalificeren als beleggingsinstelling of bank. Daarvoor is het allereerst nodig om te weten wat dat is. Het gaat daarbij niet om het alledaagse begrip van bank of beleggingsinstelling, maar om het juridische begrip. In deze verkenning wordt dat uitgediept, zodat coöperaties, gelet op de regels, weten wat ze wel en niet kunnen doen.

Vermogen van het publiek

Veel burgercoöperaties trekken vermogen aan van het publiek. Dat hangt ermee samen dat burgercoöperaties iedereen de kans willen geven om mee te doen. Het gevolg is echter dat hierdoor allerlei voorschriften en verboden van toepassing worden waar de coöperatie rekening mee moet houden. In hoofdstuk 3 staat dat in hoofdlijnen beschreven. Dat is geen eenvoudige materie. Het betreft wetgeving voor banken en andere financiële instellingen. Deze is zeer uitgebreid en veranderlijk. Daarbij komt dat de opkomst van burgercoöperaties nieuwe vragen oproept die vanuit de reguliere financiële praktijk nog niet eenduidig zijn beantwoord. Daardoor is het antwoord op wezenlijke vragen niet altijd direct te geven met een simpel ‘ja’ of ‘nee’. In die gevallen wordt het terrein verkend en worden de kaders geschetst van waaruit het onderwerp benaderd moet worden. Daarbij wordt getracht de lezer met de hoofdzaken vertrouwd te maken. Uitputtende juridische analyses en adviezen worden niet gegeven. Dat gaat het bestek en de doelstelling van deze verkenning te buiten.

Consumentenbescherming

Van burgercoöperaties wordt veel gevergd. Dat hangt ermee samen dat ze burgers betrekken en mobiliseren. Ze stimuleren zelfhulp en het nemen van eigen verantwoordelijkheid. Dat wijkt af van het dominante model dat uitgaat van een tegenstelling tussen consument en exploitant. Binnen dat model voorziet de wet de exploitant van instrumenten om zijn belangen veilig te stellen. De consument wordt daarbij dan enigszins beschermd. Dat gebeurt toenemend op basis van gedetailleerde Europese regels, die het leven van de kleine ondernemer bepaalt niet makkelijk maken.

In het coöperatieve model is de tegenstelling tussen klant en exploitant minder scherp. Als lid is de klant van een coöperatie tevens mede-exploitant. Je zou dan denken dat de regeldruk wat minder kan, daar de klanten, als lid, mede-zeggenschap hebben over de coöperatie als exploitant. Binnen de huidige kaders levert dit echter geen verlichting van regeldruk. Regels van consumentenbescherming moeten onverkort in acht worden genomen. Die regels komt men tegen bij uitgifte van effecten, maar ook bij het contracteren via de website. Deze komen beide in deze verkenning aan de orde.

Uiteindelijk belanghebbende

Een nieuwe ontwikkeling is de uiteindelijk belanghebbende en diens registratie in het UBO-register. In hoofdstuk 6 wordt daar nader op ingegaan. Ook hier neemt de burgercoöperatie een bijzondere plaats in.

Bij veel burgercoöperaties ligt het uiteindelijk belang bij de leden. Daarmee verschilt de burgercoöperatie van de vele rechtspersonen waarbij slechts één of meer natuurlijke personen uiteindelijk belanghebbend zijn. Dat laatste is de norm. De wetgever veronderstelt dan ook dat voor elke niet beursgenoteerde rechtspersoon uiteindelijk belanghebbenden kunnen worden aangewezen. Sinds kort wordt door de Kamer van Koophandel zelfs een register bijgehouden waarin per rechtspersoon de uiteindelijk belanghebbenden staan geregistreerd (het UBO-register). Zolang de uiteindelijk belanghebbenden niet bekend zijn kan een rechtspersoon nauwelijks deelnemen aan het rechtsverkeer. Zo kan hij geen bankrekening openen en mogen advocaten en notarissen geen zakelijke relatie met hem aangaan noch transacties voor hem uitvoeren.

Bij oprichting van een burgercoöperatie is het goed mogelijk dat er weldegelijk uiteindelijk belanghebbenden aan te wijzen zijn, zoals bijvoorbeeld de oprichters. In een later ontwikkelingsstadium ligt het echter voor de hand dat er geen uiteindelijk belanghebbende (‘UBO’) meer is. In dat geval mogen statutaire bestuurders als pseudo-UBO worden aangemerkt, zodat de coöperatie toch kan deelnemen aan het rechtsverkeer.

Bescherming van persoonsgegevens

Afgesloten wordt met een korte uiteenzetting van de wettelijke bescherming van persoonsgegevens. Deze is voor deze verkenning vooral van belang wanneer de coöperatie met één of meer dochtermaatschappijen werkt, en deze dochteronderneming bij de leden geld ophaalt. Het ligt dan voor de hand dat moeder en dochter een geïntegreerde database gebruiken en de verantwoordelijkheid voor de gegevensverwerking dan gezamenlijk dragen. Bij de inrichting van één en ander moet dan terdege rekening worden gehouden met de relevante verboden en voorschriften van financieel recht.

Download het rapport: financiering van burgercoöperaties.

Download de presentatie: financieel toezicht op burgercoöperaties.

Zie ook: Ledenfinanciering en de Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE)