Kroniek van de digitale euro

In dit artikel beschrijven we waarom we politieke aandacht vroegen voor een digitale euro, en wat er sindsdien is gebeurd.

Kroniek van de digitale euro

De kroniek van de digitale euro kunnen wij laten beginnen bij onszelf. Wij waren het immers die dit onderwerp ter sprake brachten in politiek Den Haag en Brussel. In dit artikel beschrijven we wat ons motiveerde en wat er sindsdien is gebeurd.

Burgerinitiatief ‘Ons Geld’

Het verhaal begint bij burgerinitiatief ‘Ons Geld’ (2015) dat wij samen met theatergroep De Verleiders organiseerden. Met dit initiatief zetten wij het onderwerp ‘geldschepping’ op de politieke agenda. We stelden dat de overheid het scheppen van de geldhoeveelheid niet aan commerciële banken moet overlaten. Zij moet zelf het geld scheppen dat de samenleving nodig heeft om te kunnen bloeien. Dan kunnen de schulden omlaag en kan het geldstelsel stabiel en dienstbaar worden gemaakt.

Het burgerinitiatief kreeg grote bijval (van meer dan 100.000 burgers) en werd zodoende bij de Tweede Kamer ingediend, voorzien van een uitgebreide toelichting, en een serie aanbevelingen. Eén van die aanbevelingen was de volgende.

XIV.    Entameer experimenten met de uitgifte van digitaal geld door het Rijk, en facilitering van de omloop van die geldmiddelen.

Hoorzitting over ‘Ons Geld’

Later volgde een hoorzitting (2015) waarin wij onze visie mochten toelichten. Dat hebben wij toen vanuit verschillende invalshoeken gedaan, met aandacht voor de digitalisering van het geldstelsel. Zo stelden we:

“De vrees voor een computer die de mensheid overheerst is al werkelijkheid geworden in een geldstelsel dat de maatschappij beheerst, en zelf niet te beheersen lijkt. Dit probleem is echter goed oplosbaar door het geldstelsel anders te organiseren. Als wetgever bent u verantwoordelijk voor de regeling van het geldstelsel (art. 106 Gw). Het is aan u deze ‘herprogrammering’ te entameren.”

(Citaat uit de schriftelijke inbreng van Burgerinitiatief Ons Geld)

“Digitalisering helpt velen in te zien wat geld eigenlijk is: waarde-eenheid en abstract betaalmiddel in één. Het maakt niet uit waar geld van gemaakt is. Het kan zelfs geheel ‘virtueel’ zijn. Waar het op aan komt is een goed beheer van het geldstelsel. Dat is waar de regeling van dit stelsel zich op moet richten. Nu en in de toekomst, die nog digitaler, en dus nog virtueler, zal zijn dan die nu al is.”

(citaat uit de schriftelijke inbreng van Luuk de Waal Malefijt, toenmalig voorzitter van Stichting Ons Geld)

“Structurele verbetering van het geldstelsel is minder moeilijk dan het lijkt, en kan direct met concrete stappen worden ingeleid. Zo kan de overheid bewerkstelligen dat het publiek de mogelijkheid krijgt geld geheel veilig te sparen, dus zonder het uit te lenen, met behoud van het gemak van het girale betalingsverkeer. Dat kan, als hiervoor gesteld, via DNB. Ons Geld zinspeelt echter op een andere uitvoeringsvorm gebaseerd op uitgifte door de overheid van ‘digitaal chartaal geld’.”

(citaat uit de schriftelijke inbreng van Edgar Wortmann, opsteller van de toelichting op burgerinitiatief 'Ons Geld')

Onze visie -van toen en nu- laat zich als volgt samenvatten. De digitalisering van geld is onvermijdelijk. De wetgever moet haar grondwettelijke verantwoordelijkheid nemen, om dit in goede banen te leiden. Dat is een kans om ons geldstelsel dienstbaar en stabiel te maken.

Kamerdebat over ‘Ons Geld’

Het burgerinitiatief kreeg vervolg in een Kamerdebat (2016). Dat spitste zich toe op de keuzevrijheid om je geld al dan niet beschikbaar te stellen aan een bank. Dit debat werd gevoed door het initiatief van de Stichting Full Reserve voor oprichting van een ‘depositobank’. Dat is een instelling waar je giraal geld kunt bewaren, zonder dat die instelling het voor zijn eigen doeleinden gebruikt. De Tweede Kamer was unaniem in haar wens om  een dergelijke 'veilig alternatief voor de bankrekening' in het leven te roepen. Ze wilde “Nederlanders de keuze (…) geven om ook te kunnen sparen bij een instelling die het geld puur digitaal voor hen bewaart” (TK 34346-13, maart 2016).

Privilege van de banken

Dat sloeg in bij de banken. Ze hadden de politiek tot dusver wijs gemaakt dat het geldstelsel te moeilijk en belangrijk was voor de democratie. Dat kon ze beter aan banken over laten, die er hun voordeel mee doen. Nu bleek de Kamer plotseling iets van plan wat raakt aan hun privilege. Dat privilege betreft de mogelijkheid om zich te financieren met het geld van hun rekeninghouders. Niemand mag dat doen, behalve banken (artikel 3:5 Wft).

Rekeninghouders beseffen vaak niet eens dat de bank hun geld voor eigen doelen gebruikt. Ze worden er niet over geïnformeerd. Ze hebben ook geen keuze. De enige manier om je geld niet beschikbaar te stellen aan een bank, is het in contanten te bewaren. Daar dreigde nu een mogelijkheid bij te komen, die geschikt was om grote bedragen aan de banken te onttrekken. Dat zou hen dwingen om het aanhouden van tegoeden bij de bank aantrekkelijker te maken, bijvoorbeeld door hogere rente of maatschappelijk verantwoord gedrag.

Wetenschappelijke Raad

Het Kamerdebat over ‘Ons Geld’ had een aspect van ons geldstelsel blootgelegd, waar de Kamer verandering in wilde brengen. Ze wilde bovendien meer inzicht in de werking van het geldstelsel en de mogelijkheid tot verbetering. Dat leidde tot een reactie van De Nederlandsche Bank (DNB) en een rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). DNB hield de boot af voor wat betreft de depositobank (TK 32013-143 p. 12 e.v.). Gewacht werd op het onderzoek van de WRR. Deze nam daar de tijd voor. In 2019 verscheen zijn rapport. Dat concludeerde dat het een goed idee was om een veilig alternatief voor de bankrekening te gaan bieden. Dat zou banken dwingen zich verantwoorder te gaan gedragen. Het rapport bevestigde de Kamer dus in haar wens om dat veilige alternatief te gaan bieden (zie: 'De toekomst van het geldstelsel', juni 2020).

'De toekomst van het geldstelsel', juni 2020

Brussel

In de jaren dat de WRR ons geldstelsel onderzocht, togen wij naar Brussel. Aanleiding was een project van de Europese Commissie over de toekomst van de Europese Monetaire Unie (EMU). Dat gaf ons gelegenheid om te pleiten voor een digitale euro en de kansen die dat  biedt. Ons standpunt kwam op het volgende neer.

Het bankgeldstelsel is inherent instabiel en leidt tot telkens terugkerende crises. Met een digitale euro kan daar een eind aan worden gemaakt. Een digitale euro kan bovendien helpen om de als maar groeiende schuldenberg in Europa, op beheerste wijze af te bouwen (zie onze brief met bijlagen aan de Europese Commissie, van 3 oktober 2017).

Uit de reactie die we ontvingen konden we opmaken dat ons voorstel was begrepen.

“We understand that your proposal is to introduce a European Union digital currency (the "virtual euro"). Besides being digital, the main characteristic of this currency would be that it would not represent a claim on the issuing entity. For individuals and businesses, the virtual euro would be an alternative to euro cash and commercial bank money. Your idea is that the virtual euro would not be issued or administered by a central bank, but by a "public monetary authority" which would resemble "a public key register like the cadastral system, rather than a bank". In your view, the virtual euro would eliminate current risks stemming from the banking sector, since individuals and businesses would not depend on banks any longer (e.g. for payments over distance). You argue that in contrast to the Banking Union, it would fundamentally solve the problems of our current financial and monetary system by overcoming its inherent imbalances and thus prevent future crises.”

Ons werd te kennen gegeven dat de Europese Commissie niks met ons voorstel zou gaan doen.

“While your idea of creating a public digital currency is noted, the Commission is currently neither considering the creation of a digital currency in general as means of payment next to euro cash nor as a measure to enhance the stability of the financial and monetary system in particular.”

De Europese Commissie koos kennelijk voor verdere schuldgroei en het redden van woekerende banken en lidstaten over de rug de Europeanen.

De ‘Libra’ van Facebook

Net als de Europese Commissie had ook de WRR geen belangstelling voor de digitalisering van ons geldstelsel, en de kansen die dat biedt. Zijn rapport bleek dan ook snel verouderd toen Facebook-oligarch, Mark Zuckerberg, zijn voorstel lanceerde voor een digitale munt: de Libra.

Deze munt was slim bedacht. Hij had de potentie om de euro en de dollar ondergeschikt te maken. Deze zouden dan reduceren tot onderliggende waarde van de Libra, die wereldwijd en over alle grenzen heen door iedereen zou kunnen worden gebruikt. Dit was het startschot voor alle centrale banken in de wereld om zich te storten op de digitalisering van hun munt. Wij constateerden toen “dat Westerse financiële elites een competitie zijn gestart, met als gemeenschappelijk doel een wereldmunt waarop de democratische rechtsordes geen invloed hebben.” (zie: ‘Alles wordt vloeibaar’, oktober 2019).

'Alles wordt vloeibaar', oktober 2019

De Nederlandsche Bank

DNB liep toen eventjes voorop. Dankzij ons burgerinitiatief was hij al langer bezig met digitaal geld. In het bijzonder moest hij zien te voorkomen dat de Tweede Kamer op eigen houtje een veilig alternatief zou invoeren voor de bankrekening. Het WRR-rapport had de deur daarvoor open gezet. Voor de banken was het nu zaak om met een eigen oplossing te komen. Zodoende kwam DNB met het voorstel om ‘digitaal centrale bankgeld’ in te gaan voeren (april 2020). Tegenwoordig noemt men dat ‘CBDC’, wat staat voor ‘central bank digital currency’.

Het voorstel van DNB was merkwaardig, gezien de discussie die eraan vooraf was gegaan. Die discussie concludeerde immers tot invoering van een alternatief voor de bankrekening. Maar dat zag DNB niet zitten. Hij voelde meer voor een alternatief voor contant geld (zie: ‘DNB wil hervorming van ons geldstelsel’, mei 2020). Dat leidt echter niet tot een verbetering van het geldstelsel. Het vergroot daarentegen de macht van de banken, wat het stelsel nog oneerlijker maakt dan het nu al is.

'DNB wil hervorming van het geldstelsel', mei 2020

Contant geld moet blijven

De Tweede Kamer had hierop een unanieme boodschap voor DNB: contant geld moet blijven (TK 35107-7, juni 2020). Dat hebben de centrale banken goed in de oren geknoopt. Ieder rapport over CBDC begint sindsdien met de plechtige overweging dat contant geld moet blijven. Daarbij wordt dan wel steevast gesteld dat het vanzelf bezig is te verdwijnen, omdat het steeds minder wordt gebruikt. Daarbij wordt verzwegen dat de hoeveelheid contant geld in omloop gestaag toeneemt. Als alternatief voor de bankrekening wordt contant geld dus juist méér gebruikt. Dat zal de banken een doorn in het oog zijn, en extra motiveren om gebruik van contant geld te ontmoedigen.

Gestage groei van de hoeveelheid contant geld in omloop in de eurozone. Bron: ECB Payment Statistics, 9 maart 2023.

Of contant geld (in de vorm van fysieke euromunten en -biljetten) blijft bestaan is overigens geen vraag die democratisch zal worden beslist. Het Europees verdrag laat dat namelijk over aan de ECB (artikel  128 TFEU / artikel 16 Protocol 4 TFEU).1 Deze is autonoom in de uitoefening van zijn bevoegdheden. De Nederlandse regering mag de ECB niet eens proberen te beïnvloeden (artikel 130 TFEU). Zodra de banken hun kans schoon zien om contant geld af te schaffen, zullen zij dat doen. Succesvolle introductie van digitaal centrale bankgeld creëert die kans, en verklaart waarom banken er niet tegen te hoop lopen.2

Als de democratie wil afdwingen dat fysiek contant geld blijft bestaan, zal ze de institutionele inrichting van het geldstelsel moeten herzien. De digitale euro is daarvoor een uitgelezen kans. Om die te verzilveren moet de digitale euro niet als vordering op de centrale bank worden geconcipieerd, maar als digitale belichaming van de euro als instrument voor monetair beleid. Het wordt dan een digitale vorm van contant geld waarmee de geldhoeveelheid wordt gestuurd (zie: 'Uitgangspunten voor de digitale euro', maart 2023).

'Uitgangspunten voor de digitale euro', maart 2023

De Nationale Betaal- en Spaarbank

Burgerinitiatief 'Ons Geld' had een institutionele insteek. Het ging om de ordening van ons geldstelsel, die dankzij de digitalisering op de politieke agenda kon komen. Aanvankelijk werd dat goed opgepikt in Den Haag. De SP speelde daarbij een vitale rol. Het was SP Kamerlid Arnold Merkies die zorgde dat er een hoorzitting plaatsvond, waardoor ons burgerinitiatief meer werd dat een formaliteit. Later nam SP Kamerlid Mahir Alkaya het stokje over door een voorstel neer te leggen voor een publieke depositobank: de ‘Nationale Betaal- en Spaarbank’ (TK 35107-2, december 2018). Deze zou geld van de burgers in bewaring nemen zonder er zelf iets mee te doen. Hiermee zou dan dus een publiek alternatief worden gecreëerd voor de bankrekening.

Het voorstel voor een private depositobank was toen al afgeserveerd door het Ministerie van Financiën en DNB. Deze verbonden er zodanige eisen aan dat stichting full reserve de handdoek in de ring gooide (zie: ‘full reserve update’, november 2019). Alkaya stelde toen voor om er een publieke instelling van te maken. Hiervoor gelden niet de beperkingen waarop de private variant was gestrand (zie: 'Publieke bewaarinstelling: veilige haven en gelijk speelveld voor giraal geld', april 2019, voetnoot 1).

'Publieke bewaarinstelling: veilige haven en gelijk speelveld voor giraal geld', april 2019

Met het voorstel van Alkaya lag het initiatief bij de Tweede Kamer, en waren de tanden die deze in 2016 had laten zien, nog steeds ontbloot. Daar kwam in 2020 een einde aan. Het voorstel van Alkaya kwam 5 stemmen tekort om te worden aangenomen (TK 35107-5, juni 2020). Als de ChristenUnie vóór had gestemd, dan was het voorstel aangenomen, en had de regering de opdracht gekregen om een publieke instelling op te richten als veilig alternatief voor de bankrekening. De ChristenUnie wilde dit alternatief echter beleggen bij de centrale bank (TK 35107-9, juni 2020). Daarmee kwam het initiatief bij de centrale bank te liggen, en werd het discours verplaatst naar achterkamers in Frankfurt, waar de democratie niks te zeggen heeft, en de banken des te meer.

Central bank digital currency (CBDC)

Toen kwam de Europese machine voor een ‘digitale euro’ op gang. Met ons voorstel voor een digitale euro had de Europese Commissie niks gedaan. Maar toen de ECB in beweging kwam was ze één en al oor. Het voorstel van de ECB is tegenovergesteld aan dat van ons. Wij hadden gepleit voor een digitale euro die geen vordering is op de uitgevende instelling (zie onze brief aan de Europese Commissie, van 3 oktober 2017). De ECB kwam met een voorstel waarin CBDC dat juist wel is (ECB, Report on a digital euro, oktober 2020, p. 3). Dit deel van het voorstel werd buiten de discussie geplaatst, door CBDC te definiëren als een aansprakelijkheid van de centrale bank (‘central bank liability’). De Europese Commissie nam dit uitgangspunt klakkeloos over (zie: ‘A digital euro for the EU’, april 2022, p.1).

Het verschil tussen ons voorstel en dat van de ECB betreft de aard van het geldstelsel, en hoe dit functioneert. Het heeft consequenties voor de betrouwbaarheid van het geld, de maatschappelijke kosten van het geldstelsel, en de dienstbaarheid ervan, voor de oligarchie of de democratie. Dit zou de kern van de discussie moeten zijn, maar blijft in het CBDC-debat buiten beeld.

Systeemverandering

Ons voorstel voor een digitale euro betekent een systeemverandering. Het voordeel van het huidige geldstelsel (betaalgemak van het girale betalingsverkeer) blijft behouden. De nadelen ervan (commerciële geldschepping door banken, schuldgroei en inflatie) worden afgeschaft. De geldschepping zou dan een publieke taak worden, in plaats van een verdienmodel voor banken.

Het digitale geld dat we nu gebruiken verandert dan van aard. Nu betreft dit ‘giraal geld’ wat bestaat uit geldvorderingen. Het is geld dat de rekeninghouder beschikbaar stelt aan zijn bank. Deze gebruikt het voor zijn onderneming, wat kan betekenen dat het verloren gaat. Ons voorstel was om digitaal geld risicoloos te maken. Het wordt dan niet meer beschikbaar gesteld aan de bank, en is eigendom van de houder. De digitale euro wordt dan een digitale vorm van contant geld. Alleen de wetgever kan dat in het leven roepen, waarbij dan eerst moet worden beantwoord: wie mag digitale euro scheppen, wie brengt het in omloop en wie geniet daar het voordeel daarvan?

Systeemdiscussie afgewend

Voor de girale euro zijn die vragen al beantwoord. Commerciële banken mogen ze scheppen voor hun eigen belang. Door de digitale euro te definiëren als een vordering op de centrale bank, blijft het een vorm van giraal geld. Het verschil is alleen dat de centrale bank met de commerciële banken gaat concurreren, wat de marktordening niet ten goede komt (zie: 'De toekomst van het geldstelsel', juni 2020). Er komt dan geen fundamentele discussie over de inrichting van het geldstelsel. De banken kunnen het blijven exploiteren, en doen dat door de samenleving met schuld, risico, rente en inflatie te belasten. Daarmee bevoordelen ze een oligarchische klasse, die via de banken de geldpers ter beschikking heeft, en zo ongekende macht vergaart.

Met de wijze waarop CBDC is ingestoken, is de systeemdiscussie geheel gepareerd. Dat dit ook de bedoeling was blijkt uit de eerste overwegingen van de ECB over de digitale euro:

“The Eurosystem provides safe money and reliable means of payments to households, businesses and the broader financial system in the euro area. By pursuing its tasks of maintaining monetary and financial stability and the smooth operation of payment systems, it ensures that money and payments serve European society."

Bron: Report on a digital euro, ECB, 2020, p 6.

Met deze overwegingen laat de ECB weten dat ons geldstelsel stabiel en dienstbaar is, en dat de digitale euro niet is bedoeld om het stabiel en dienstbaar te maken. De redenen waarom wij politieke aandacht vroegen voor de digitale euro vallen - wat de ECB betreft - dus buiten de discussie. We moeten maar aannemen dat de euro stabiel en dienstbaar is. Eerder hebben wij in de Tweede Kamer echter het tegenovergestelde beweerd (zie: 'Tweede Kamer speech' voor burgerinitiatief ‘Ons Geld’, maart 2016). Het is een stelsel dat van crisis naar crisis gaat, en dat de samenleving eerder doet bloeden dan bloeien.

Toespraak van George van Houts voor de Tweede Kamer (plenair debat) op 16 maart 2016

Democratie buiten spel

Vormgeving van CBDC als een aansprakelijkheid van de ECB zet de democratie buiten spel. In deze vorm is het een digitaal schuldpapier dat door de ECB wordt uitgegeven. De ECB kan de voorwaarden ervan eigenhandig bepalen. De Europese Commissie sorteert daar ook op voor door artikel 133 TFEU aan te wijzen als rechtsbasis voor invoering van deze digitale euro. Hieraan hebben euro-lidstaten eenvoudigweg mee te werken onder toezicht van de ECB. Ze moeten straks het gebruik van de digitale euro faciliteren, zonder beslissende invloed te hebben op de eigenschappen ervan, noch op wie er het voordeel van geniet. Artikel 106 van de grondwet wordt met voeten getreden nu niet de wet maar de ECB het geldstelsel regelt.

Commissievergadering

In november 2022 kwamen betrokken Kamerleden bijeen om te zien of ze toch, ergens in de marge, nog iets zouden mogen zeggen over de digitale euro (TK 27863-132, december 2022). Een bijzondere rol was daarbij weggelegd voor de Christenunie. Deze is namelijk ervoor verantwoordelijk te achten dat het initiatief bij de centrale bank en niet bij de wetgever kwam te liggen. De Christenunie had het voorstel van Alkaya voor een publieke depositobank immers weggestemd. In plaats daarvan wilde ze burgers de mogelijkheid geven om een rekening te openen bij de centrale bank (TK 35107-9, juni 2020).  Het voorstel van de ECB voor een digitale euro komt daar feitelijk op neer. Maar daar bleek de Christenunie bij nader inzien toch niet blij mee. Ze vroeg de regering om er van af te zien (TK 27863-114, december 2022). Die vraag kwam op een moment dat het initiatief bij de ECB ligt en de regering niet veel meer te zeggen heeft. Mosterd na de maaltijd dus. Verder wil de Christenunie dat alsnog wordt gekeken naar de oprichting van een publieke depositobank (TK 27863-116, december 2022). Dat voorstel is unaniem aangenomen. Het vergt echter niet méér van de regering dan dat deze uiteenzet welke meerwaarde de digitale euro heeft boven een ‘nationale bank in publieke handen’. Dat kan de regering met een paar mooie zinnen afserveren.

Als de Kamer weer in het spel wil komen dan moet ze alsnog de regering opdragen om een  publieke depositobank op te richten. Dat forceert een afweging tussen het publieke belang van veilig geld, en het belang van de banken om het geldstelsel te exploiteren.

Technologische innovatie

De tekenen zijn echter niet hoopgevend. De discussie raakt steeds verder verwijderd van de inrichting van het geldstelsel. In plaats daarvan concentreert deze zich op mogelijke technieken voor een CBDC. De ECB stimuleert dat door CBDC voor te stellen als een technologische innovatie. Daarbij geeft hij twee alternatieven: ‘account based’ CBDC  en ‘token based’ CBDC. Account based staat dan voor een persoonlijke rekening bij de centrale bank. Token based staat dan voor een digitaal object dat ter betaling kan worden overgedragen. Het eerste kan op bestaande technieken worden gebaseerd. Het tweede vergt inderdaad technologische innovatie, waarbij het de vraag is of dat een taak is voor de ECB.

Organisatorische verandering

De vragen waarom het ons begonnen is, zijn van organisatorische aard. Ze betreffen niet de techniek van het geldstelsel, maar de wijze waarop dit stelsel is georganiseerd. Die organisatie is een politieke kwestie, die de politiek maar niet wil aanpakken. De herziening die wij beogen komt neer op gebruik van de bestaande technieken voor giraal geld, buiten het bankenstelsel om. De banken kunnen het geld van hun rekeninghouders dan niet meer voor hun onderneming gebruiken. Er is dan geen reden meer om banken te redden als ze onverhoopt failliet gaan. Ze slepen het digitale geld van hun klanten dan niet meer mee in hun val.

Regeling van het geldstelsel

Wat ons betreft hoeft de politiek zich helemaal niet met technologische innovatie bezig te houden. In plaats daarvan moet de wetgever haar grondwettelijke taak vervullen: het geldstelsel regelen, en wel zodanig dat het de maatschappij doet bloeien in plaats van bloeden. De digitale euro biedt daarvoor een uitgelezen kans. Daarvoor moet allereerst de aandacht worden gericht op de aard van deze euro. Wordt het een vordering op de ECB, die de ECB naar eigen inzicht kan reglementeren? Of wordt het een belichaming van de euro, die buiten de ECB en het bankenstelsel om bestaat?

In het eerste geval heeft de wetgever naar de pijpen van de ECB te dansen. In het tweede geval zijn de rollen omgekeerd. Om daar te komen moet de democratie zelf een veilig alternatief voor de bankrekening creëren. Alleen de geldmiddelen die binnen dat veilige alternatief circuleren noemt ze digitale euro, onder bescherming van het eigendomsrecht op die euro's. Hoe banken zich financieren wordt hun eigen zaak. Het geld van hun rekeninghouders kunnen ze daarvoor niet meer stilzwijgend gebruiken. Voor zover ze dat wel willen doen moeten ze de rekeninghouders eerst over de risico's ervan informeren. Die rekeninghouders kunnen dan in vrijheid kiezen of ze hun geld investeren in hun bank, of bewaren in de vorm van digitale euro.

Kans en bedreiging

De digitale euro is een grote kans. Een kans voor de democratie om het geldstelsel maatschappelijk dienstbaar te maken, en de commerciële exploitatie ervan te beëindigen. Als zij die kans laat liggen, blijven we getuige van een proces dat al decennia gaande is. Dat is een proces van financiële machtsconcentratie, die de wereld overwoekert, en die de democratie ondermijnt. Als de democratie wil overleven moet ze volwassen worden en het geldstelsel onder haar hoede nemen.

Edgar Wortmann - 8 maart 2023

Download als pdf


1 Hierbij is van belang dat de uitgifte van eurobiljetten is opgenomen in hoofdstuk 3 van protocol 4 TFEU 'Organisatie van het ESCB'. Het is daarmee een interne aangelegenheid van de ECB, waarover ze eigenhandig kan beslissen. In conceptversies van dit protocol heeft het in andere hoofdstukken gestaan. In de ene variant werd het aangemerkt als taak van de centrale bank (hoofdstuk 2), zodat de ECB eurobiljetten zou moeten uitgeven. In een andere variant was het een instrument van de ECB (hoofdstuk 4) waardoor ze geacht werd monetair beleid te voeren met eurobiljetten. Dat die varianten het niet hebben gehaald is geen toeval, en heeft tot gevolg dat de ECB contant geld eigenhandig kan afschaffen.

2 De ECB is de bank van de banken, en zodoende primair hun dienstverlener. Regeringen mogen de ECB niet beïnvloeden (artikel 130 TFEU). Banken mogen dat wel. De ECB ontwikkelt zijn  dienstverlening aan de banken in nauwe samenspraak met hen.