Weerlegging Wim Boonstra (deel 1): Schuldgeld vs. Echt Geld
**Rabobankier en bijzonder hoogleraar Wim Boonstra deed een boekje open over geld. Hoe banken zelf geld maken en waarom de overheid daar vanaf moet blijven. Boonstra geeft helder inzicht in hoe bankiers denken over geld en staat. Dat geeft ons de kans daar eens kritisch naar te kijken. **
Deel 1 – Geld als schuld
Het geldbegrip van Boonstra begint met ‘schuld’. Jij vraagt krediet aan de bank. Wanneer de bank jou dit geeft ontstaat er ** nieuw geld.annotatieJuister is om in plaats van het woord ‘geld’ hier het woord ‘geldmiddel’ te gebruiken. Voor de leesbaarheid is daarvan af gezien. Het hier bedoelde geldmiddel wordt verderop in het artikel aangeduid als ‘schuldgeld’, te onderscheiden van ‘echt geld’ De bank heeft nu een vordering op jou. Jij moet immers terugbetalen; de hoofdsom plus rente. Jij hebt ook een vordering op de bank. Zij is verplicht te zorgen dat jij het krediet op je rekening krijgt en gebruiken kunt. Dat eerste is niet zo moeilijk voor de bank. Zij schrijft het gewoon op je rekening bij. Dit bijgeschreven geld is ontstaan door ‘wederzijdse schuldaanvaarding’. Voor het gemak noemen we het ‘schuldgeld’. Boonstra meent dat geld alleen als schuld kan bestaan.
“Geld betreft vrijwel altijd een vordering op anderen. Uitzonderingen worden gevormd door primitief geld, zoals schelpen, of geld dat zijn waarde volledig ontleent aan de materiaalwaarde. Maar modern geld ontstaat altijd in de gedaante van een vordering op de emittent. Papiergeld is een vordering op de centrale bank, die zij tegenwoordig dus belooft af te lossen in haar eigen papiergeld. Giraal geld is óf een vordering van de centrale bank op wederom zichzelf (bij basisgeld), óf een vordering op (en schuld van) een gewone bank. Het creëren van ‘niet op schuld gebaseerd geld’, zoals wel eens wordt bepleit, is bij modern geld dus naar zijn aard onmogelijk.” (p. 59)
De stelling van Boonstra geldt voor geldsoorten die zijn ontstaan vanuit het commerciële bankieren zoals giraal geld en bankbiljetten. Dat wil echter niet zeggen dat schuldvrij geld niet bestaat of primitief is. Muntgeld is bijvoorbeeld (meestal) schuldvrij geld. ** Monetaire hervormersannotatieBekende voorstanders van monetaire hervorming zijn Stephen Zarlenga, James Robertson, Ben Dyson en Joseph Huber. Informatie over monetaire hervorming is o.a. te verkrijgen via the American Monetary Institute (USA), Positive Money (UK) en Sovereign Money (D). En natuurlijk via Stichting Ons Geld (NL) willen al het geld schuldvrij maken. Dankzij de digitalisering is dat nu makkelijker dan ooit.
Schuldgeld vervangen door ‘echt geld’
Monetaire hervormers zien het huidige schuldgeld graag vervangen door ‘echt geld’. Daarmee wordt gedoeld op ‘onvernietigbaar schuldvrij geld’. Geld dat bevoegd -door de staat- is gecreëerd en bevoegd in omloop is gebracht. Dit geld ontstaat niet door schuldaanvaarding maar door een besluit. Een dergelijk besluit wordt genomen wanneer de economie objectief behoefte heeft aan dat geld. Dit echte geld verschilt belangrijk van schuldgeld. Bijvoorbeeld:
- Echt geld kan beschikbaar komen waar het nodig is, terwijl schuldgeld beschikbaar komt bij wie kredietwaardig is. Echt geld zorgt dus beter dat gewenste economische transacties ook kunnen worden uitgevoerd.
- Echt geld heeft geen prijs. Er hoeft niet te worden betaald om het te gebruiken. Over schuldgeld wordt daarentegen een prijs berekend: de rente. Deze legt een constante heffing op de geldsomloop, en vordert dat steeds meer geld in omloop komt om die rente te betalen.
- Schuldgeld is eigenlijk geen geld maar een vordering op de bank. Als de bank failliet gaat is die vordering mogelijk waardeloos; je bent ‘je geld’ kwijt. Echt geld is jouw ‘eigendom’. Ook als de bank failliet gaat blijft het van jou.
Dit ‘echte geld’ is niet primitief en bestaat niet uit goud of schelpen. Het kan desgewenst volledig digitaal en met hetzelfde betaalgemak functioneren als giraal geld. Door schuldvrij geld buiten beeld te laten, richt Boonstra zich louter op het huidige hegemoniale commerciële banksysteem. Zijn werk heeft weinig waarde voor wie wil weten of dit systeem optimaal is en of het beter kan.
Geld een soevereine macht
De geldmacht is een ultieme macht. Die beheerst waar mensen hun aandacht en werkkracht aan geven. Hij beheerst hoe hulpbronnen worden gebruikt. Wie de geldmacht heeft, bepaalt wat er gebeurt in de wereld. De macht om nieuw geld in omloop te brengen is de essentie van die geldmacht. En deze macht is nagenoeg geheel in handen van commerciële banken.
Monetaire hervormers vinden dat deze macht toebehoort aan de staat. Dat is het instituut dat voor dergelijke machtsuitoefening in het leven is geroepen. De staat is er voor het algemeen belang en biedt transparantie en gerechtigheid aan haar burgers. Natuurlijk weet de staat dit ideaal niet altijd voorbeeldig in praktijk te brengen. Maar dat betekent nog niet dat de geldmacht maar beter in handen kan komen van private partijen die het aanwenden voor eigen gewin.
Toch is dat nu het geval. Als gevolg heeft de moderne staat geen volle soevereine macht. Het begrip soevereiniteit is naar de achtergrond verdwenen, en de geldmacht voor een belangrijk deel in private handen beland. Het onderwerp soevereiniteit en de geldmacht doet Boonstra af als ‘ethisch en niet economisch’. Op p. 60 haalt hij Frank D. Graham aan die in 1936 schreef:
“… yet it is, I take, all but evident that the issue of money should be an exclusive prerogative of the sovereign …”
Daarop heeft Boonstra de volgende reactie.
“Uit de toelichting van dit standpunt blijkt evenwel dat deze auteur zich niet echt bewust was van het (…) feit dat banken, anders dan centrale banken en overheden, niet onbeperkt geld kunnen creëren. Ook onderkent hij niet dat geldscheppingswinst bij de creatie van giraal geld door banken vrijwel afwezig is, doordat commerciële banken, anders dan centrale banken en overheden, geen geld scheppen dat zij als eerste kunnen uitgeven om geldscheppingswinst te incasseren. Anno 2013, een kleine 80 jaar verder, worden deze zelfde vergissingen nog steeds met overtuiging gemaakt (Benes & Kumhof (2012)).”
Zo vat Boonstra zijn mening samen waarom de geldmacht in handen moet zijn van commerciële banken en niet van de staat. Zijn argumenten zijn:
- Commerciële banken kunnen niet ongelimiteerd geld creëren. Overheden en centrale banken kunnen dat wel.
- Banken maken vrijwel geen geldscheppingswinst.
- Banken geven zelf gecreëerd geld niet als eerste zelf uit.
- Het standpunt ‘geldmacht behoort toe aan de staat’ is ethisch en niet economisch.
Geen van deze argumenten snijdt hout. Laten we ze eens nader bekijken.
1. Ongelimiteerde geldcreatie
Ongelimiteerde geldcreatie ondermijnt het geldsysteem. Dat geldt voor de commerciële bank maar ook voor de staat. Beide zijn onderworpen aan de inherente beperkingen van geldschepping. Indien ze die niet respecteren ondergraven ze hun eigen positie en het systeem als geheel. Een kleine bank zal eerder failliet gaan dan dat het geldsysteem door haar toedoen onderuit gaat. Maar grote banken kunnen het geldsysteem en de reële economie in hun val meeslepen. Heel wezenlijk is het verschil dat Boonstra hier maakt tussen staat en commerciële banken dan ook niet. Er bestaat brede consensus dat bepaling van de hoeveelheid nieuw te creëren geld niet vrijelijk in handen moet zijn van commerciële bankiers, noch van de politiek.
In het huidige systeem hebben commerciële bankiers een dominante rol bij de geldschepping. Monetaire hervormers vinden dat ongewenst en gevaarlijk. Minstens zo gevaarlijk als wanneer deze rol in politieke handen zou zijn. Zij stellen dan ook voor het beheer van de geldschepping constitutioneel onder te brengen bij een afzonderlijke macht binnen het staatsapparaat. Een toevoeging aan de rechtsprekende, uitvoerende en wetgevende machten die we nu kennen.
Een uitbreiding van het huidige staatsbestel met die essentiële macht die de staat nu ontbeert: de monetaire of geldmacht. Deze macht is net zo min als andere staatsmachten naar willekeur te gebruiken. Zij dient de economie en het behoud van de waarde van het geld. Boonstra toont groot wantrouwen in de staat. Tussen de regels verwijst hij naar Mao, Idi Amin, Saddam Hoessein en Khomeini ter illustratie van ‘overheid en geld’. Maar wat hebben we aan die vergelijking? Jazeker, in een dictatuur worden constituties aan de laars gelapt. En een waarlijk dictator zal de geldmacht domineren. Of deze nu in handen is van de staat of de commerciële bank.
Als we als staatsvorm met dictatuur te maken hebben, maakt het geen verschil wie de geldmacht heeft. Dat wil zeggen, de dictator is de baas. Maar dat is nu juist wat monetaire hervormers niet ambiëren, en waarom zij menen dat deze macht niet bij de commerciële bank, noch bij de politiek behoort.
2. Geldscheppingswinst
Wie zelf geld maakt en het vervolgens uitgeeft maakt in de woorden van Boonstra ‘geldscheppingswinst’. Tenminste voor zover het produceren van een munt goedkoper is dan de waarde ervan. Het meeste geld dat banken maken geven ze niet voor zichzelf uit. Ze stellen het als krediet aan een ander beschikbaar. Daarom stelt Boonstra dat banken nauwelijks geldscheppingswinst maken. De overheid daarentegen zou volgens Boonstra louter geld maken om geldscheppingswinst te incasseren. Dat is een vreemde veronderstelling. Volwassen staten zijn zich zeer bewust van het belang van een stabiele munt. Geldcreatie moet niet afhankelijk zijn van politieke of commerciële geldwensen. Maar dienstbaar aan de behoefte die de economie heeft aan een optimale geldsomloop. Dat is in wetgeving geborgd en aan centrale banken opgedragen, die los staan van de politiek.
Monetaire hervormers willen deze van commercie en politiek onafhankelijke macht verder versterken. De economie vergt nu eenmaal dat er geld in omloop wordt gebracht. En aan het in omloop brengen van nieuw geld zitten voordelen. Aan wie komt dat voordeel dan toe? Nu zijn het vooral de commerciële banken die er hun voordeel mee doen. Maar is dat moreel juist? En economisch optimaal? Behoort dit voordeel niet aan ons allen toe te komen; aan het algemeen belang? Van financiële winst hoeft bij geldschepping door de overheid geen sprake te zijn. De winst zit erin dat de overheid bepaalde bestedingen kan doen. Daarbij valt te denken aan investeringen die structureel bijdragen aan economische groei zoals nutsvoorzieningen, infrastructuur en onderwijs. Wat is er op tegen dat hier middelen voor komen, zonder schuld of rentelast?
Met geldscheppingswinst doelt Boonstra op het éénmalige voordeel dat de eerste uitgifte van nieuw geld van nature brengt. Daarnaast moet worden gedacht aan de rente. Over schuldgeld wordt rente geheven. Over ‘echt geld’ niet. Rente is een voortdurende belasting over de geldsomloop. Deze wordt geheven door commerciële banken. Die romen de economische welvaart af zonder zelf waarde toe te voegen. Door de rente maken banken winst over het door henzelf gecreëerde geld. Ook hier is het onderscheid dat Boonstra maakt troebel en niet fundamenteel. Wel fundamenteel is dat de commerciële bank het voordeel van geldschepping aanwendt voor eigen gewin. Terwijl geldschepping door de staat ten goede komt aan het algemeen belang.
3. ‘Als eerste uitgeven van nieuw geld’
Banken geven het zelf gecreëerde geld in hoofdzaak niet zelf als eerste uit. Ze stellen het meestal aan een ander ter beschikking, in de vorm van krediet. Boonstra maakt hier nogal een punt van. Boonstra stelt zelfs dat niet de bank maar de kredietnemer het geld in omloop brengt (p. 51). Dat is onjuist. En Boonstra weet dat ook (p. 48). Het is de bank die het geld in omloop brengt door het aan de geldlener toe te kennen. En het is de bank die bepaalt aan wie ze dit geld in handen geeft en onder welke voorwaarden. Dat is de essentie van de geldmacht.
De onzuivere argumentatie van Boonstra lijkt dit te verdoezelen. Zolang deze essentiële macht in private handen is, die hem aanwenden voor eigen gewin, kan niet worden gesproken van een vrije markt, kan niet worden gerekend op marktwerking en is er aanhoudend sprake van welvaarts- en machtsconcentratie, toenemende ongelijkheid en instabiliteit.
4. Ethisch en niet economisch?
Het standpunt van monetaire hervormers mag zeker ethisch worden genoemd. En dat gaat niet ten koste van het economisch profijt. Verschillende uitwerkingen zijn voorhanden van de effecten van algehele invoering van echt schuldvrij geld. Voorbeelden zijn het werk van Benes & Kumhof, Positive Money en Kaoru Yamaguchi. De resultaten blijken indrukwekkend. Ook louter op economische grond is er alle reden om banken de geldschepping uit handen te nemen en schuldgeld te vervangen door echt geld.
Opvallend is dat Boonstra, zelf econoom, dit geheel negeert. Het werk van Benes & Kumhof noemt hij wel, maar hij gaat er niet op in. Hij doet alsof dit weinig anders is dan herhaling van betogen uit de jaren 30 (Graham en Fischer). Boonstra gaat in op die oude betogen, en wekt de indruk dat het werk van Benes & Kumhof daarmee ook is weerlegd. Zou Boonstra schuldvrij geld werkelijk niet begrijpen? Of tracht hij de aandacht ervan af te leiden; te zorgen dat het geïnteresseerd publiek eraan voorbij gaat? Dat zou niet alleen oneconomisch zijn, maar ook onethisch.
Besluit
Voor zover de overheid geld schept doet ze dat op basis van de wet. En dat doet ze met prudentie. Geldschepping door banken is niet wettelijk geregeld. Banken doen het gewoon; het is ze tot dusver nog niet verboden. Dit heeft van crisis tot crisis geleid. Monetaire hervormers willen dat de girale geldcreatie wettelijk wordt geregeld. Op die grondslag kan echt geld worden gecreëerd. Boonstras veronderstelling dat schepping van echt geld naar zijn aard onmogelijk is, is volkomen onjuist.
Wellicht bedoelt Boonstra te zeggen dat hij er liever niet over wil praten. Banken is er vast veel aan gelegen de zich toegeëigende geldmacht te behouden. Dat is ook best te begrijpen. Het is niet leuk zulk een lucratief privilege prijs te geven. Maar het is wel wat moet gebeuren.
De geldscheppingsmacht moet niet commercieel worden geëxploiteerd door de bank, maar dienstbaar zijn aan het algemeen belang. Het is per slot van rekening ons geld.
Dit is deel 1 van een serie blogs ter gelegenheid van de verschijning van het boek ‘Geld speelt (g)een rol; over de waarde, schepping en vernietiging van geld’ (VU University Press, 2013) van Wim Boonstra, chief economist van de Rabobank en bijzonder hoogleraar Economische en Monetaire politiek aan de Vrije Universiteit. Geschreven door Edgar Wortmann namens Ons Geld.