Europees voorstel voor een digitale euro
De digitale euro vestigt een ongekend machtsstelsel dat niet is onderworpen aan democratische controle. Nut en noodzaak van dit stelsel zijn niet duidelijk. Het lijkt vooral bedoeld om het centrale bankbedrijf een toekomst te geven in een digitale wereld.
De Europese Commissie (EC) wil een nieuwe digitale vorm van de euro introduceren (de d€).[1] De centrale banken in de eurozone mogen deze gaan uitgeven. Aan hen wordt dus een nieuwe bevoegdheid toegekend. Normaal gesproken gaat dat gepaard met toetsbare kaders die aangeven met welk doel en binnen welke grenzen die bevoegdheid mag worden gebruikt. Opmerkelijk aan het voorstel voor de d€ is dat die kaders ontbreken. Het voorstel legt de centrale banken geen noemenswaardige verplichtingen op. Het bevat vooral verplichtingen voor burgers, bedrijven, banken en lidstaten die afdwingen dat de d€ wordt gebruikt. Nut en noodzaak hiervan zijn niet duidelijk.
Onder welke voorwaarden de centrale banken d€ gaan uitgeven mogen ze zelf gaan bepalen. Dat is niet onderworpen aan democratische controle. Weliswaar is de d€ gedefinieerd als een rechtstreekse verplichting van de centrale banken (artikel 4.2). Wat die verplichting inhoudt zegt het voorstel echter niet. Het gaat in ieder geval niet om een contractuele verplichting van de centrale bank jegens de houder van d€. Dat is namelijk uitgesloten (artikel 13.6).[2] Het is zodoende logischer om de d€ als een indirecte verplichting te definiëren, in plaats van een rechtstreekse.
De houder van een d€-rekening mag deze niet zelf beheren. Dat wordt namens hem gedaan door een bank of andere betaaldienstverlener (overweging 9).
Verplichting die geen verplichting is
Wat blijft er over van een verplichting als deze onbepaald is en niet kan worden afgedwongen? Juridisch gezien is er dan geen verplichting. Dat lijkt te worden bevestigd door de vergelijking die de EC maakt met eurobankbiljetten. De d€ zou namelijk een verplichting moeten zijn van de centrale bank, net als eurobankbiljetten.[3] Dat betekent dat de d€ feitelijk geen verplichting is. Eurobankbiljetten zijn dat namelijk ook niet. Ze worden weliswaar geadministreerd als verplichtingen van de centrale bank. De houder van een bankbiljet heeft echter geen vordering op de centrale bank. Hij heeft wel een bankbiljet dat hij vrijelijk kan gebruiken. In dat opzicht gaat d€ echter van het bankbiljet verschillen. Je kunt hem namelijk alleen gebruiken door tussenkomst van een bank.[4] Die bank moet dagelijks controleren of jij je d€'s nog wel mag gebruiken van de Europese bureaucratie (artikel 29). Als je op een lijstje staat gaat je digitale geld op zwart.
Ongecontroleerde macht
In de vorm van d€ krijgt de ECB een grote macht die niet aan banden ligt. Hij wordt exploitant van een digitaal puntensysteem dat je nodig hebt om maatschappelijk te functioneren. Hij kan dat naar eigen inzicht exploiteren zonder dat hij kan worden aangesproken op de wijze waarop hij dat doet. Het voorstel vestigt een potentieel draconisch machtsapparaat waarbij de macht niet aanspreekbaar is. Belegging van die macht bij de ECB maakt hem onaantastbaar. De ECB is namelijk niet aan democratische controle onderworpen. Daar is hij in het EU-verdrag expliciet van gevrijwaard, voor wat betreft de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden (artikel 130 VWEU). Het is zodoende onverantwoord om hem bevoegdheden te geven die niet strikt zijn ingekaderd. Zonder dergelijke kaders kan zelfs de rechter hem niet terugfluiten als hij zijn boekje te buiten gaat.
In de praktijk blijkt de ECB zich al niet veel aan te trekken van de kaders die hem zijn gesteld. Een voorbeeld betreft de taak van de ECB om te zorgen voor prijsstabiliteit. Hij streeft echter uitdrukkelijk naar inflatie en bijna niemand spreekt er schande van. Het d€-voorstel past wat dat betreft in een Europese traditie waarin de meesters van het geldstelsel autonoom bepalen hoe ze dat stelsel exploiteren.[5]
Financiering van de centrale bank
De rechtstreekse verplichting waaruit d€ komt te bestaan resulteert niet in enige aansprakelijkheid van de ECB. Zo is het blijkens het voorstel ook niet bedoeld. Waar het om gaat is dat de houders van d€ het bedrijf van de ECB gaan financieren.[6] Enerzijds legt de d€ dus ongecontroleerde macht bij de ECB. Anderzijds moeten degenen die onderworpen zijn aan die macht, deze financieren. Dat zit als volgt. D€ wordt verkocht tegen geldtegoed of contant geld. Verkopers van d€ zijn banken en andere betaaldienstverleners. Voor elke verkochte d€ moeten zij een gelijk bedrag betalen aan de ECB. Dat gebeurt via de rekening die zij aanhouden bij de ECB.[7]
Centrale banken zijn dienstverleners van de banken, en worden vooralsnog hoofdzakelijk door banken en andere professionele partijen gefinancierd. D€ gaat hier verandering in brengen, waarbij de banken hun risicoblootstelling aan de centrale bank kunnen afbouwen, terwijl gewone burgers en bedrijven dat risico op zich gaan nemen. Volgens de EC is dat risicovrij.[8] Dat valt echter te betwijfelen daar het centrale bankbedrijf door opeenvolgende crises uit het lood is geslagen.
Socialisering van risico
Sinds de bankencrisis (van 2007 - 2008) houdt de ECB banken en lidstaten overeind met kredieten die niemand wil geven en door financiële waarden te kopen die niemand wil hebben. Dat doet hij met geld dat hij onder andere van banken heeft geleend, waarover hij aan die banken rente betaalt. Mede door die rente is de ECB momenteel verlieslijdend. Het bloeden kan hij wellicht stelpen door rentedragend krediet van de banken te vervangen door renteloze tegoeden van d€-rekeninghouders.[9] Voor de ECB is dat inderdaad risicoloos, daar die rekeninghouders de ECB niet kunnen aanspreken. Wellicht moeten we risicovrij ook zo interpreteren. Risicovrij voor de ECB maar zeer risicovol voor burgers en bedrijven.
Uitgifte van d€ zal de ECB niet méér financiering bezorgen maar wel goedkopere. Het risico dat banken nu lopen op de ECB verschuift naar de burgers en bedrijven. Het is dus een socialisering van risico, onder dwang. Wie d€ ter betaling krijgt aangeboden mag dat immers niet weigeren. Dat is eigenlijk de kern van het voorstel. De ECB krijgt nieuwe rechten zonder noemenswaardige plichten. Het publiek wordt gedwongen zich aan de ongecontroleerde macht van de ECB te onderwerpen, zodat deze zijn nieuwe rechten kan verzilveren. Waarom dit maatschappelijk wenselijk en proportioneel is, maakt het voorstel niet duidelijk.
Nieuw monetair instrument
Krachtens het voorstel krijgt de ECB een nieuw monetair instrument in handen (artikel 16.1). Dit betreft de hoeveelheid d€ die iemand mag aanhouden. Bedoeling hiervan is te voorkomen dat banken financiering kwijtraken door verschuiving van tegoeden van bank- naar d€-rekeningen. Gedacht wordt aan een maximum van € 3.000 voor huishoudelijk gebruik, en nul voor zakelijke gebruik.[10] Huishoudens zouden hun d€ rekening dan als zelfstandige rekening kunnen gebruiken voor kleine betalingen en ontvangsten. Bedrijven kunnen hem alleen gebruiken als een betaaladres dat voor de eigen bankrekening is geschoven. Het geld dat ze betalen en ontvangen staat dan feitelijk op hun bankrekening. De betalingen en ontvangsten lopen dan echter via het centrale systeem van de ECB, die hierdoor een haast alziend oog verkrijgt, over wat zich afspeelt in de digitale economie.
Om de scherpe kantjes daarvan wat af te slijpen krijgt de ECB geen zicht op de identiteit van betaler en ontvanger. D€-rekeningen worden voor de ECB nummerrekeningen. Wie de rekeninghouder achter het nummer is, wordt door banken bijgehouden. Daarbij is echter wel sprake van koppeling met een Europees systeem voor digitale identiteit, en van centrale administratie van alle houders van d€-rekeningen, zodat de rechten van rekeninghouders kunnen worden vastgesteld. Voor de ECB is de identiteit van de rekeninghouder dan wel niet inzichtelijk. Voor ‘Brussel’ wel. En Brussel bepaalt zelf wat haar wel of niet geoorloofd is in dit verband.
Europees betaaladres
Vergaande beperking van de hoeveelheid d€ die iemand kan houden roept de vraag op wat eigenlijk de relevantie is van de d€. Aan de gebruikelijke geldsfunctie van oppotmiddel zal d€ kennelijk niet gaan voldoen. In die zin wordt het dus ook geen alternatief voor de bankrekening, die burgers en bedrijven in staat stelt te bepalen of ze hun geld al dan niet beschikbaar stellen aan een bank.[11]
Wat de d€ in wezen is, lijkt ook niet relevant gegeven de merkwaardige invulling die het voorstel eraan geeft: een rechtstreekse verplichting die niet rechtstreeks is en ook geen verplichting. Voeg daaraan toe dat de hoeveelheid d€ die een persoon mag aanhouden wordt gelimiteerd en mogelijk zelfs nul bedraagt. Dan lijkt het er sterk op dat het er niet zozeer om gaat om een nieuw geldmiddel te introduceren, maar om het betalingsverkeer te controleren. De focus op de d€ als geldmiddel dient dan vooral om burgers en bedrijven te dwingen een Europees betaaladres te nemen, door hen te verplichten d€ als wettig betaalmiddel te aanvaarden.
Door de nadruk te leggen op d€ lijkt het voorstel binnen de competentie van de ECB te vallen. Feitelijk gaat de ECB zich echter op de markt voor betaaldiensten begeven. Hij wordt concurrent van de partijen die onder zijn toezicht staan. De rechtmatigheid daarvan is twijfelachtig.
Marktverstoring
De ECB is toezichthouder op banken en andere betaaldienstverleners. Met zijn systeem voor d€ dreigt hij nu direct met hen te gaan concurreren. Dat druist in tegen de principes van behoorlijk bestuur en een open markteconomie met vrije mededinging.[12] De markt voor digitale betaaldiensten is in Nederland efficiënt en innovatief. Er is geen enkele reden waarom de toezichthouder hier nu draconisch op moet ingrijpen. Of vreest hij wellicht dat digitale betaaldiensten zo efficiënt en innovatief worden dat een centrale bank niet meer nodig is? Iets dergelijks werd met de komst van het internet door de econoom Minsky al voorspeld.[13] Met het plan voor een digitale Facebook-munt begon dit ook bij het grotere publiek te dagen.[14] Wij kunnen ons niet onttrekken aan de indruk dat de ECB zijn onderneming tracht te redden door het digitale betalingsverkeer naar zich toe te trekken. Dat hangt samen met onze overtuiging dat het bedrijf van een centrale bank in een digitaal geldstelsel ongewenst en overbodig is.[15]
Innovatie
Volgens de EC draagt d€ bij aan de innovatie. Die stelling wordt echter niet onderbouwt en is ook niet geloofwaardig.[16] Banken worden verplicht om hun klanten de alternatieve betaalomgeving aan te bieden van de ECB; hun toezichthouder en concurrent (artikel 14.1). De kans is aanzienlijk dat ze verdere investeringen in de eigen betaalomgeving dan maar staken, en zich schikken naar het centrale Europese betaalsysteem. Zodoende is te verwachten dat de d€ innovatie niet stimuleert maar ontmoedigt, en dat de kwaliteit van het digitale betalingsverkeer niet beter wordt maar achteruit gaat.
Monetair anker
Verder meent de EC dat het opdringen van d€ noodzakelijk is om het vertrouwen in banktegoeden te bewaren. Ook deze stelling onderbouwt ze niet. Ze volstaat met de metafoor van een monetair anker als kern van de werking van monetaire en financiële stelsels.
Geld werd tot dusver nooit als anker gedefinieerd. Gebruikelijk is het om in verband met geld drie functies te noemen: waarde-eenheid, betaalmiddel en oppotmiddel. Als waarde-eenheid geeft geld uitdrukking aan de waarde van goederen. Als betaalmiddel zorgt het voor de uitwisseling van goederen op basis van koop in plaats van ruil. In een markteconomie wordt de waarde van die goederen vrijelijk bepaald.
De metafoor van een anker staat haaks op die vrije waardebepaling. Deze beoogt juist dat bepaalde goederen niet onderhevig zijn aan vrije waardebepaling. Ze hebben daarentegen een door de overheid opgelegde vaste koersverhouding met de waarde-eenheid. Het d€-voorstel schrijft dat ook voor ten aanzien van banktegoeden (giraal geld) en elektronisch geld (artikel 13.5). De waarde-eenheid wordt hier niet gebruikt om marktwerking mogelijk te maken, maar om deze uit te schakelen. De achtergrond hiervan is dat dit de banken in staat stelt om ons geld te scheppen en commercieel te exploiteren.
Exploitatie van het geldstelsel
In de kern komt de motivatie voor het opdringen van d€ dan hierop neer. De d€ moet waarborgen dat commerciële banken de geldomloop kunnen blijven exploiteren, ook als contant geld is afgeschaft en er alternatieve digitale betaalvormen ontstaan, die los staan van banken en de schulden waarmee zij de samenleving belasten.[17] Het gaat dus om instandhouding van een systeem, dat naar onze mening zou moeten worden afgeschaft.
Voordat de ECB verdere macht usurpeert zou toch minstens eerst de discussie moeten worden gevoerd of het wenselijk is dat banken ons geld blijven exploiteren en de samenleving belasten met onhoudbare schulden. Daarna kan dan de vraag worden gesteld of de kosten en risico's daarvan definitief moeten worden gesocialiseerd door invoering van d€.
Onze mening hierover is duidelijk. Wij vinden dat er een einde moet komen aan de commerciële exploitatie van het geldstelsel. Invoering van een digitale euro is daarvoor instrumenteel. Het gaat dan echter om een euro die rechten schept voor burgers en verplichtingen en beperkingen voor de organen die deze rechten moeten waarborgen. De macht om digitale euro uit te geven dient aan strikte banden te worden gelegd, en dient niet te zijn vervlochten met kredietverlening. Zodoende is de ECB ook niet de geëigende instelling om digitale euro’s in omloop te brengen.[18]
Wettig betaalmiddel
Aan haar voorstel is af te lezen dat de EC zelf niet overtuigd is van de meerwaarde van d€. Het bevat namelijk vooral bepalingen die afdwingen dat iedereen d€ gaat gebruiken. Centraal daarin staat de status van wettig betaalmiddel. Deze is in Nederland nu niet van betekenis, en wordt hoofdzakelijk gebruikt voor jubileummunten, om aan te geven dat deze ook bij de geldomloop horen. Verder is er in Nederland uitdrukkelijk voor gekozen om de status wettig betaalmiddel niet te gebruiken. In plaats daarvan wordt gesproken van gangbaar geld. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat in het verkeer wordt bepaald wat als geld circuleert.[19]
Door gebruik van het begrip gangbaar geld in plaats van wettig betaalmiddel heeft Nederland afstand genomen van de mogelijkheid dat de staat voorschrijft wat als geld moet worden aanvaardt. Dat is een belangrijke waarborg tegen machtsmisbruik door de overheid. Deze dreigt nu door de EC te worden afgeschaft. Zij doet dat door (i) een acceptatieplicht in te voeren voor wettig betaalmiddel, en (ii) d€ de status van wettig betaalmiddel te geven. Beide zijn ongepast. In Nederland bestaat er juist geen acceptatieplicht voor wettig betaalmiddel. Bovendien heeft de d€ eigenschappen die hem ongeschikt maken om als wettig betaalmiddel te dienen (zie ook: ‘Wettig betaalmiddel in Nederland’).
D€ lijkt niet op contant geld
Om aan d€ de status wettig betaalmiddel toe te kennen doet de EC het voorkomen alsof d€ een vorm is van contant geld.[20] Dat is het duidelijk niet. D€ is namelijk niet zonder tussenkomst van een betaaldienstverlener te gebruiken. Het kan bovendien op afstand worden uitgezet. Contant geld kun je zelfstandig gebruiken. Je bent daarbij niet afhankelijk van de diensten van een bank. Contant geld kan ook niet op afstand worden uitgezet. Het is jouw eigendom en vrij van tegenpartijrisico. D€ daarentegen is afhankelijk van de gezondheid van de centrale bank.
D€ lijkt op giraal geld
D€ is het best te vergelijken met een geldtegoed bij de bank (giraal geld). Bijzonder aan d€ is dat het tegoed wordt aangehouden bij de centrale bank en dat het niet op naam staat van de houder. Het is een nummerrekening zodat de centrale bank niet weet wie de rekeninghouder is en geen contractuele relatie met hem hoeft aan te gaan. De overeenkomsten tussen d€ en giraal geld zijn desondanks evident. Beide bestaan uit een geldvordering op een bank, en beide kunnen alleen worden gebruikt door tussenkomst van een betaaldienstverlener.
Geldtegoeden zijn geen wettig betaalmiddel. Dat komt doordat geldtegoeden vorderingsrechten zijn en dat ze niet zonder tussenkomst van derden kunnen worden gebruikt. Naar geldend recht is niemand verplicht om een bankrekening te openen en geldtegoeden te accepteren. Alleen als je een bankrekening hebt is jouw schuldenaar bevoegd om jou per bank te betalen (artikel 6:114 BW). Als jij ervoor kiest om geen bankrekening te hebben, kun jij ook niet per bank worden betaald, en moet jouw schuldenaar dus op andere wijze betalen. Dit principe zou ook voor d€ moeten gelden. Alleen als jij ervoor kiest om een d€-rekening te hebben is jouw schuldenaar bevoegd in d€ te betalen. Jouw keuzevrijheid komt dan centraal te staan in plaats van de macht van de centrale bank.
Democratisch proces
In Nederland zijn wij een democratisch proces gestart voor hervorming van ons geldstelsel. In dat kader lieten wij de Tweede Kamer in 2016 weten dat de democratie volwassen kon worden door het geldstelsel onder haar hoede te nemen.[21] Zo lang ze dat niet doet heeft ze niet de macht om de samenleving richting te geven. Ze loopt dan achter feiten aan die in belangrijke mate worden bepaald door de meesters van het primaire machtsapparaat in de wereld: het geldstelsel.
In het democratische proces werd de politieke wil zichtbaar om het geldstelsel inderdaad te hervormen, door een alternatief te gaan bieden voor de bankrekening, zodat de Nederlanders in vrijheid kunnen kiezen of ze hun geld al dan niet beschikbaar stellen aan een bank.[22] Toen de Tweede Kamer op het punt stond om dat te gaan realiseren greep De Nederlandse Bank (DNB) in door een eigen voorstel te beloven. De Tweede Kamer besloot toen om een pas op de plaats te maken in afwachting van dat voorstel van DNB.[23] Dat voorstel kwam er echter niet. In plaats daarvan ligt er nu dit voorstel uit Brussel voor een digitale euro.
Middelvinger naar markt en democratie
Gevolg van dit voorstel is dat burgers en bedrijven onverminderd worden gedwongen om banken te financieren. Ze krijgen niet méér keuzevrijheid maar minder, daar deze financiering nu deels via de centrale bank gaat lopen. Voor dat deel kunnen burgers en bedrijven niet eens meer kiezen welke bank ze willen financieren. Via de centrale bank gaan ze het bankgeldstelsel overeind houden, dat overladen is met onhoudbare schulden. De bedoeling was nu juist dat ze hun geld konden onttrekken aan dit stelsel, zodat ze niet hoeven op te draaien voor onverantwoord gedrag van banken. Die moeten dan zelf opdraaien voor de risico’s die ze nemen, waardoor ze zich (hopelijk) verantwoorder gaan gedragen.
Al met al is dit voorstel een grote middelvinger naar de democratie. De meesters van het geldstelsel vergroten hun macht, en wensen zich daarbij niet te onderwerpen aan marktwerking en democratische controle. Alleen om die reden al behoort dit voorstel resoluut van tafel te worden geveegd. Volgens onze grondwet wordt het geldstelsel door de wet geregeld en dus niet door de ECB.[24]
Conclusies en aanbevelingen
Het voorstel voor een d€ vestigt een ongekend machtsstelsel dat niet is onderworpen aan marktwerking en democratische controle. Nut en noodzaak van dat stelsel zijn niet evident. Het lijkt vooral bedoeld om het centrale bankbedrijf een toekomst te geven in een digitale wereld.
Aan het voorstel voor een digitale euro dient een maatschappelijke discussie vooraf te gaan over de wenselijkheid van een digitale euro en de doelstellingen ervan. Deze discussie is onvoldragen en met het voorstel voor een d€ feitelijk gekaapt.
Wegens vestiging van ongecontroleerde macht dient het voorstel in zijn geheel te worden afgewezen. Voor het geval dat niet gebeurt hebben wij vijf aanbevelingen om het voorstel beter te maken.
- De rechtstreekse verplichting van de centrale bank (artikel 4.2) komt te bestaan uit diens plicht om desgevraagd eurobiljetten te verstrekken in ruil voor d€. Op deze wijze ontstaat een plicht voor de ECB om eurobiljetten in omloop te brengen. Vooralsnog heeft hij die plicht niet. Hij is weliswaar bevoegd om het te doen maar niet verplicht (artikel 128 VWEU). De uitgifte van eurobiljetten is nu een interne aangelegenheid van de ECB.[25] De ECB kan zelfstandig besluiten om ermee te stoppen. Daarmee verdwijnt dan het enige geldmiddel dat is te gebruiken zonder tussenkomst van derden.[26]
- Niemand wordt verplicht om d€-rekeningen aan te bieden.
- Voor zover de centrale bank zich begeeft op de markt voor digitale betaaldiensten dient dit marktconform te gebeuren, zonder voorrechten voor dit overheidsbedrijf. Zo mag niemand worden gedwongen om een d€-rekening aan te houden.
- Het overheidsbedrijf voor digitale betaaldiensten dient op afstand te staan van de centrale bank, als monetaire autoriteit en bank van de banken.
- D€ wordt geen wettig betaalmiddel. Het wordt behandeld zoals giraal geld, op de voet van artikel 6:114 BW. Wie geen d€-rekening heeft hoeft nimmer d€ te accepteren.
De digitale euro moet zodanig worden ingestoken dat deze toegevoegde waarde biedt. Hij moet zichzelf in die zin ook bewijzen. Gebruik van een digitale euro dient dan ook te zijn ontdaan van alle dwang. Banken horen niet verplicht te worden om d€-rekeningen aan te bieden. Burgers en bedrijven dienen niet verplicht te zijn om d€ te aanvaarden. In dit verband kan worden volstaan met geldend recht (artikel 6:114 BW). Dit houdt in dat een schuldenaar bevoegd is om in d€ te betalen als de schuldeiser een d€-rekening heeft. Iedereen moet in vrijheid kunnen kiezen of hij al dan geen d€-rekening neemt.
Edgar Wortmann - 27 augustus 2023
Download als pdf
[1] Proposal for a regulation (…) on the establishment of the digital euro (COM/2023/369 final).
[2] De ECB mag rekeningen aanbieden aan marktpartijen maar niet aan het publiek (artikel 17 Statuut ESCB). Wellicht is dat de reden waarom wordt gesteld dat er geen contractuele relatie bestaat tussen de centrale bank en de houder van d€. Dat laat onverlet dat feitelijk ECB-rekeningen worden aangeboden aan het publiek en dat het tegoed daarop volgens het voorstel een rechtstreekse verplichting is van de centrale bank. Het is dus de vraag of het d€-voorstel wel geoorloofd is.
[3] Citaat overweging 9: Net als eurobankbiljetten en -munten moet de digitale euro een rechtstreekse verplichting zijn van de Europese Centrale Bank of van de nationale centrale banken van de lidstaten die de euro als munt hebben tegenover de gebruikers van de digitale euro. (…)
[4] Voor de eenvoud wordt hier niet geschreven 'bank of andere betaaldienstverlener', en wordt volstaan met verwijzing naar 'bank'. In de praktijk zijn het vooral banken die betaaldiensten verlenen aan het publiek.
[5] Vóór invoering van de euro was de centrale bank onderworpen aan democratische controle. Hij was wettelijk verplicht om de omloop van bankbiljetten te verzorgen (artikel 9.2 Bankwet 1948). Het bedrag dat hij in omloop mocht brengen was echter begrensd (artikel 17 Bankwet 1948). De centrale bank had de waarde van de munt te reguleren voor de welvaart van het land (artikel 9.1 Bankwet 1948). Monetair beleid werd weliswaar uitgevoerd door de centrale bank. Het was echter een politieke verantwoordelijkheid, bestendigd via een aanwijzingsbevoegdheid van de Minister van Financien (artikel 26 Bankwet 1948).
[6] Het voorstel bevat een in dit verband opmerkelijke fout. Blijkens de laatste zin van overweging 9 is de d€ namelijk geen verplichting van maar aan de centrale bank. Er staat: (…) Aangezien betalingsdienstaanbieders geen partij zijn bij de rechtstreekse verplichting van gebruikers van de digitale euro tegenover de Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken van de lidstaten die de euro als munt hebben, en handelen namens gebruikers van de digitale euro, zou de insolventie van betalingsdienstaanbieders geen gevolgen hebben voor gebruikers van de digitale euro. Dit is geen fout van de vertaler want in de EN-versie is dezelfde fout gemaakt, die tekenend is voor de mindset waarmee het voorstel kennelijk is geschreven: rechten voor de ECB en plichten voor burgers en bedrijven.
[7] Citaat overweging 9: (…) De digitale euro moet worden uitgegeven voor een bedrag dat gelijk is aan de nominale waarde van de overeenkomstige verplichting in de geconsolideerde balans van de Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken van de lidstaten die de euro als munt hebben, met name door de centralebankreserves van betalingsdienstaanbieders te converteren naar aangehouden digitale euro’s om aan de vraag van gebruikers van de digitale euro te voldoen. (…). Dit citaat bevat een opmerkelijk element, namelijk de kennelijke mogelijkheid voor betaaldienstverleners die geen bank zijn om een rekening bij de ECB te openen. Betekent invoering van de d€ dat niet-banken een eigen ECB-rekening kunnen krijgen? Kunnen ze daardoor ook full reserve rekeningen aanbieden aan hun klanten? Het voorstel gaat daar niet op in en laat dat kennelijk aan de vrije discretie van de ECB. De relevantie van deze vragen lees je in ons memo full reserve.
[8] Citaat overweging 4: Daarom is het noodzakelijk een nieuwe vorm van officiële valuta met de status van wettig betaalmiddel in te voeren die risicovrij is en de convertibiliteit a pari van het door verschillende commerciële banken uitgegeven geld helpt te visualiseren.
[9] Over d€ wordt geen rente vergoed (artikel 16.8).
[10] Zie de definitie van business user in de Digital euro glossary van de ECB (7 maart 2023).
[11] In Nederland is het debat over een digitale euro begonnen uit de politieke wens om Nederlanders de keuze te geven om ook te kunnen sparen bij een instelling die het geld puur digitaal voor hen bewaart. Zie: kroniek van de digitale euro.
[12] Volgens artikel 127 VWEU hoort de centrale bank te handelen in overeenstemming met het beginsel van een open markteconomie met vrije mededinging. In lijn daarmee is het de centrale bank niet toegestaan om rekeningen aan te bieden aan het publiek (artikel 17 Statuut ESCB).
[13] Ons Geld (2018) Ontwerpprincipes voor CBDC.
[14] Ons Geld (2019) Wat Europa tegen de Libra kan doen.
[15] In een digitaal geldstelsel hoeft het betalingsverkeer niet via bankbalansen te lopen. Het hoeft zodoende ook niet bloot te staan aan kredietrisico. Er is dan geen centrale bank nodig om deze kredietrisico’s te beheersen. Ze kunnen dan geheel worden onderworpen aan marktprocessen voor beoordeling, beprijzing en aanvaarding van risico. Zie in dit kader ook het voorstel voor een digitale euro, zoals wij dat in 2017 aan de EC hebben voorgelegd (Ons Geld, 2017, Brief aan de Europese Commissie). Het bedrijf van de centrale bank verstoort de marktwerking in het kredietwezen en is zodoende in principe ongewenst.
[16] Enige onderbouwing kan worden afgeleid uit overweging 26 van het voorstel. Betaaldienstverleners die geen bank zijn, zijn nu afhankelijk van hun concurrenten: de banken. Deze hebben zodoende de macht om zich serieuze concurrentie van buiten het bankwezen van het lijf te houden. Om hier een einde aan te maken hoeft echter geen digitale euro te worden ingevoerd. Dat zou ook kunnen door betaaldienstverleners die geen bank zijn, toegang te geven tot het centrale afwikkelsysteem in de Eurozone: Target 2. Dit systeem wordt geëxploiteerd door de ECB. Deze kan dus direct voor verhoogde concurrentie zorgen op de markt voor betaaldiensten. De ervaring leert echter dat de ECB dat niet wil doen. Zie: Ons Geld (2019) Full reserve update. Dat is ook te begrijpen. Voor de ECB is het belangrijk dat iedereen vertrouwen heeft in de banken. Om dat vertrouwen niet op de proef te stellen ziet de ECB liever geen concurrentie voor de banken van buiten het bankwezen. Het zit in zijn DNA om die concurrentie juist te beperken. Vanuit die optiek is het d€-voorstel ook ingestoken getuige de beperking van de hoeveelheid d€ die kan worden aangehouden.
[17] Citaat overweging 3: De aanvaardbaarheid en fungibiliteit van commerciëlebankgeld berusten op de een-op-een converteerbaarheid ervan in centralebankgeld met de status van wettig betaalmiddel, dat als monetair anker dient. Dat monetaire anker vormt de kern van de werking van monetaire en financiële stelsels. Het ondersteunt het vertrouwen van gebruikers in commerciëlebankgeld en in de euro als munt en is daarom essentieel om de stabiliteit van het monetaire stelsel in een gedigitaliseerde economie en samenleving te waarborgen. Aangezien centralebankgeld in fysieke vorm alleen niet kan voorzien in de behoeften van een snel digitaliserende economie, zou dit het monetaire anker voor commerciëlebankgeld geleidelijk kunnen wegnemen. Daarom is het noodzakelijk een nieuwe vorm van officiële valuta met de status van wettig betaalmiddel in te voeren die risicovrij is en de convertibiliteit a pari van het door verschillende commerciële banken uitgegeven geld helpt te visualiseren.
[18] Hoe wij ons de kaders voor een digitale euro voorstellen lees je in onze uitgangspunten voor de digitale euro (2023).
[19] Door te spreken van gangbaar geld in plaats van wettig betaalmiddel vermeed de wetgever het om onnodig partij te kiezen voor de door sommigen aangehangen theorie dat geld zijn hoedanigheid uitsluitend aan de Staat kan ontlenen. (…) Volgens vele anderen wordt immers wat geld is, in laatste instantie bepaald door maatschappelijke opvattingen’ (TK 7729 6 p. 114). Als we het voorstel van de EC volgen dat wordt nu de opvatting opgedrongen dat de bank van de banken (= de centrale bank) bepaalt wat geld is. Dat staat echter haaks op het principe van een openmarkteconomie met vrije mededingen dat de ECB dient te huldigen (artikel 127 VWEU). Vrije keuze in het gebruik van geldmiddelen is de beste beveiliging tegen machtsmisbruik. In een democratische rechtsstaat dient die vrije keuze te worden beschermd en gefaciliteerd, en dus niet te worden afgeschaft.
[20] Daarnaast stelt de EC dat de status van wettig betaalmiddel een bepalend kenmerk is van centralebankgeld (overweging 15). Deze stelling is onjuist. Tegoeden aangehouden bij de centrale bank zijn namelijk geen wettig betaalmiddel. Deze tegoeden worden in jargon reserves genoemd en vormen de basis van het betalingsverkeer tussen banken. Euromunten worden uitgegeven door de lidstaten, en deze hebben wel de status van wettig betaalmiddel. Euromunten en biljetten hebben niet gemeen dat ze door de centrale bank worden uitgegeven. Ze hebben gemeen dat het zaken zijn waarop eigendomsrecht rust en die door de bezitter als betaalmiddel kunnen worden gebruikt zonder tussenkomst van derden.
[21] Ons Geld (2016) Speech van George van Houts bij gelegenheid van het Kamerdebat naar aanleiding van burgerinitiatief Ons Geld.
[22] Ons Geld (2023) Kroniek van de digitale euro.
[23] Ons Geld (2023) Kroniek van de digitale euro. De maatschappelijke discussie voor een digitale euro was oorspronkelijk gericht op het bieden van keuzevrijheid door de mogelijkheid te gaan bieden om geld digitaal te bewaren, zonder het beschikbaar te stellen aan een bank. Een feitelijke verplichting om een rekening te openen bij de centrale bank strijdt met deze keuzevrijheid. Bovendien blijft het geld zo functioneren als financiering voor het bankbedrijf, zij het geïntermedieerd door de centrale bank. De bedoeling was dat het onttrokken zou worden aan het bankbedrijf, zodat het vrij zou zijn van kredietrisico.
[24] Volgens artikel 106 van de Nederlandse grondwet regelt de wet het geldstelsel. Sinds de invoering van de euro is dat een dode letter. Het geldstelsel wordt niet geregeld door de wet maar door de bank van de banken, die hierbij niet aan democratische controle onderworpen is en niet ter verantwoording is te roepen.
[25] De alleenrecht van de centrale bank om eurobiljetten in omloop te brengen is opgenomen in hoofdstuk III van het statuut van de centrale bank (organisatie) en niet in hoofdstuk II (taken) noch in hoofdstuk IV (monetaire functies). Daarmee behoort het niet tot zijn taken noch tot zijn monetaire instrumenten. Hij kan deze bevoegdheid naar willekeur aanwenden zoals hij ook doet. Hij kan ook zelfstandig besluiten er geen gebruik meer van te maken, en dus geen bankbiljetten meer beschikbaar te stellen. In een conceptversie van het EU-verdrag stond deze bevoegdheid wel bij de taken, en in een andere bij de monetaire instrumenten. In de eindversie was het - zonder opgave van redenen - verplaatst naar de interne organisatie. Het belang hiervan is groot en buiten de openbaarheid gehouden. Het alleenrecht op uitgifte van eurobiljetten is vergeven zonder de plicht om die biljetten beschikbaar te stellen en zonder kaders die bepalen hoe dit alleenrecht moet worden aangewend.
[26] In het kader van de invoering van d€ heeft de Europese Commissie (EC) ook een wetsvoorstel gedaan rond de status wettig betaalmiddel (COM/2023/364 final). Dit voorstel wordt gepresenteerd als waarborg voor de beschikbaarheid van contant geld (zie onderstaande citaten). Die pretentie maakt het voorstel echter niet waar. Het legt namelijk geen verplichting op aan de ECB om eurobiljetten in omloop te brengen. Wat het voorstel doet is aan lidstaten opdragen te zorgen voor de toegankelijkheid van contant geld. Dat brengt echter geen verandering in de autonomie van de centrale bank bij uitgifte van eurobiljetten. Het geeft ook niet meer autonomie aan lidstaten om euromunten uit te geven. Zij doen dat nu onder toezicht van de centrale bank die de omvang van de contante geldomloop autonoom kan bepalen (artikel 128 VWEU). Deze kan ook autonoom besluiten om geen eurobiljetten meer in omloop te brengen, en geen goedkeuring meer te geven voor het in omloop brengen van euromunten. Het voorstel lijkt vooral bedoeld on de weg te banen voor gedwongen acceptatie van d€.
Citaat 1: The European Commission is putting forward two proposals within a ‘single currency package’ to ensure that individuals and businesses can continue to access and pay with euro banknotes and coins across the euro area, and to set out a framework for a possible new digital form of the euro that the European Central Bank could choose to issue in the future, as a complement to cash.
Bron: https://finance.ec.europa.eu/publications/digital-euro-package_en
Citaat 2: On the 28th of June 2023, the European Commission adopted a legislative proposal on the legal tender of euro banknotes and coins, to safeguard the role of Euro cash, which must be accepted as a means of payment everywhere in the EU and accessible for citizens and businesses.
Bron: https://economy-finance.ec.europa.eu/euro/use-euro/euro-legal-tender_en